Oud Den Helder
Soms vind je zaken waarvan je het bestaan niet wist. Foto’s van ons voormalige kerkgebouw aan de Langestraat in voormalig Oud Den Helder zijn uiterst zeldzaam. Soms een matig afdrukje bij een artikel. En nu hebben we dan weer een foto teruggevonden van het altaar.
Een uitgave
“Ten bate van het kerkbouwfonds der oud-kath. gemeente te Den Helder.”
Toenmalig pastoor Th. Moleman schrijft in 1956 in het tweede “Den Helder nummer” van de Oud Katholiek het volgende:
Een nieuw kerkgebouw noodzakelijk
Ruim vijf en twintig jaar geleden. Te midden van veel onaanzienlijkheid van nauwe straatjes en met lage en eenvoudige, ja tal van al te eenvoudige, immers bouwvallige huisjes, lag in het “ouwe-Helder” eens een oud-katholieke kerk met pastorie. Het was in vele opzichten goed daar te zijn. Het “ouwe-Helder” had een ondefinieerbaar eigen karakter. We zeggen: “had”. Thans is er niets meer van over. De oorlog 1940-1945 is er overheen gegaan. De gehele buurt is door de bezetter rauwweg afgebroken en een nieuwe wijk is na de oorlog opgebouwd. Weinig zeggend, zonder enige vertrouwdheid of traditie. Of groeit daar op den duur toch weer een nieuw geslacht van “onverschrokken jutters”. Wij zouden het niet betreuren. Maar de haringtrekkers keren niet weer. Er is immers geen haring meer te trekken aan de dijk.
Ja, het was in vele opzichten goed daar te zijn. Maar er waren ook dingen tegen. Het eenvoudige kerkgebouw, niet heel groot, ook niet heel klein, had gebreken, vele gebreken. Het baarde tal van zorgen voor onderhoud. Een restauratie van aanzienlijke omvang zou op den duur niet te ontlopen zijn, wilde het gebouw nog enigermate voor onbepaalde tijd bruikbaar blijven. Er speelde echter ook een andere overweging mee. De ligging was in de loop der jaren zeer ongunstig geworden. De ontwikkeling van Den Helder was zodanig, dat het kerkgebouw aan de rand van de stad was komen te liggen en de plek was vrij onaanzienlijk. Rekening houdend met de functie van een kerkgebouw, moest men zeggen, dat het in een vergeten hoek lag. Er was wel geen sprake van, dat het hier een schuilkerk gold, maar de verborgenheid was er niet minder om.
Vanzelf rees toen de gedachte, dat, als er toch iets zou moeten gebeuren, een radicale oplossing gekozen moest worden. Dat wil zeggen, dat er gestreefd moest worden naar de bouw van een nieuwe kerk. Het kerkbestuur, dat toen bestond uit pastoor Th. Moleman en de heren P. Tol en C. J. Visser, begreep echter wel, dat hier veel voor kwam kijken. Erg gunstig lagen de kaarten op het financiële terrein niet. De middelen van de gemeente zelf waren zo, dat haar positie heel dicht bij de armlastigheid lag. Daar kwam bij, dat er juist een nieuwe kerk te Amersfoort was gebouwd en te Haarlem een nieuwe kerk op stapel stond. Dit had voor de algemene financiën der kerk als geheel, al waren die toen nog niet zo geregeld als thans, ingrijpende gevolgen. Het kerkbestuur liet zich daardoor echter niet afschrikken, maar oordeelde, dat in elk geval een begin moest worden gemaakt met de vorming van een bouwfonds. De offervaardigheid en de liefde voor de kerk der Helderse gelovigen kennende, mocht het bestuur vertrouwen, dat de eerste grondslagen voor een fonds zeker gelegd konden worden.
Stichting van een bouwfonds
De eerste stappen daartoe werden gedaan op een gemeentevergadering, welke 17 Juni 1931 plaats had. De situatie werd daar door het kerkbestuur uiteengezet en de medewerking der gemeenteleden werd toegezegd. Een toezegging, welke in de loop der jaren prompt gestand is gedaan.
Men ging dus sparen. Voorlopig niets anders. Laten de lezers niet menen, dat in eens geweldige bedragen werden ontvangen. Maar er werd echt gespaard, trouw gespaard, beetje bij beetje. Het eerste jaar werd ruim f 1000,- gespaard. Voor die tijd geen slecht resultaat.