Flori Eman, vrouw van de pastoor 1970 – 1977

De vrouw van de pastoor.

Deel 1 t/m 5 en slot.

“Kom binnen, houden jullie je jas maar aan. We gaan eerst rond het huis en de kerk en daar is ’t koud.” Zo begroette de pastoorsvrouw, mevrouw Wijker, ons we voor ’t eerst de Helderse pastorie betraden. – We waren vroeg uit IJmuiden op weg gegaan naar het “verre Noorden”, de “uithoek” Den Helder, “het eind van de wereld”, zoals de reactie van velen was, toen ze hoorden, dat Pim mogelijk daar als priester aangesteld zou worden.
Wijzelf namen de opmerkingen met een korrel zout. De afstand IJmuiden – Den Helder was niet groot in onze ogen. We waren wel wat gewend. Pim was priester geweest in Singapore in Malacca (nu Malaysia en heel toeristisch) en de afstand tussen die twee was minstens 5 uur per auto over goede wegen. De rit was gevaarlijk, want juist in dat deel waren de rebellen actief in de jaren 1950 – 1963. Malacca-parochie was zo groot als de provincie Utrecht. Na die periode werkten we in Epson (Surrey, Engeland). Daar werd evenmin gerept over afstanden.
We vonden het een mooi complex. Maar …. hoe zat het met de kou? Alleen de zit-en eetkamer en de studeerkamer werden met gevelkachels / of gashaard verwarmd. De kerk en de zalen (souterain) kregen hun warmte ook van gevelkachels. De kerk alleen in ’t weekend en als er doordeweeks een dienst was, en de zalen natuurlijk met activiteiten, die daar gehouden werden, en dat waren er nogal wat. Speciaal voor Pim, – geboren  en tot z’n 18e jaar in de tropen en met “warme” herinneringen aan Malacca, was dit een struikelblok. Natuurlijk volgde onder de koffie een lang gesprek over de parochie met pastoor en mevrouw Wijker, die in Amersfoort aangesteld zouden worden.
Uiteindelijk kwam het erop neer, dat ons gezin (Pim en ik, Hannemieke en Steph-Jan) in de zomer van 1970, verhuisde van IJmuiden naar Den Helder. We hadden van de bisschop Van Kleef de belofte gekregen, dat er in de pastorie centrale verwarming aangeled zou worden. Dit gebeurde in de eerst volgende maanden en ging gepaard met gedreun, getimmer en heel veel stof. vuurtorenOnze arme deftige kater Sebastiaan kreeg vliezen voor z’n ogen van ellende, maar toen het leed eenmaal geleden was, genoot hij, evenals wij, enorm van de warmte, die het huis vulde.
Toen we ongeveer 3 maanden later, ’s avonds van een bezoek elders terug reden naar Den Helder via de Rijksweg en het zwiepen van het vuurtorenlicht zagen, zeiden we tegen elkaar: ” We zijn bijna thuis”. Zo was het ook; we gingen ons meer en meer thuis voelen.

Deel 2.

We hebben het wonen in de pastorie, tegen de kerk aan, fijn gevonden en hadden niet willen ruilen voor een huis “op afstand.”  Het had veel voordelen. Was het dan niet “en glazen huis”? Misschien wel, maar wat dan nog?

Onze kinderen, Hannemiek en Steph-Jan, waren tieners en hadden veel vrienden, wat vooral veel gezelligheid met zich meebracht. Maar net als sommige ouders, had ik er wel moeite mee, als de spijkerbroek met rafels ook op zondag naar de kerk gedragen werd. En wat te doen, als je dochter de slappe lach kreeg omdat een omvangrijke vrouw zondag na zondag achter ons neerstreek en tijdens het zingen met vibrerende stem haar aanwezigheid liet horen?
Dochterlief had / heeft zin voor humor en zo kreeg ze het ook benauwd, toen op het kale hoofd van de man, die voor ons zat, op aswoensdag een piramide van as bleef zitten, de hele dienst.

Eenmaal kwam de politie aan de deur: “Iemand had de zoon van de pastoor ruiten in zien gooien” van een van de gebouwen van het Nieuwe Diep, de scholengemeenschap tegenover ons. Steph-Jan – rustig als altijd – liep mee met de goede man en beiden kwamen al gauw weer terug, gezellig pratend.
Preek voorbereiden, lezing en bijbelstudie hadden een groot deel van Pims hart. Hij voelde zich gefrusteerd, als hij, door allerlei omstandigheden, daar te weinig aandacht aan kon geven. Het contact met de parochianen, huisbezoek, ziekenbezoek was voor ons van groot belang. Ook op dit gebied was er te weinig tijd. We wilden zoveel mogelijk als een team werken, waarbij ik het belangrijk vond, dat thuis de dingen goed verliepen, dat moest een rustpunt zijn.


Er zijn natuurlijk moeilijkheden geweest; het spreekt vanzelf, dat ik over dit deel van ons werk niet kan uitweiden. Maar zoals ’t met herinneringen gaat, er duiken veel positieve en leuke dingen op.

Deel 3

Enkhuizen en Groningen.

Een paar jaar later waren de werkzaamheden van Pim aardig uitgebreid. Hij had de zorg voor de parochie Enkhuizen erbij gekregen. Dit betekende, dat hij zoveel mogelijk om de andere week daar de zondagsdienst deed. Het betekende méér: ook daar werd lering gegeven, ook daar werden mensen bezocht, ook daar waren bijbel, studieavonden, gemeentevergaderingen, zo nu en dan feest, enz. Op de zondag, dat Pim naar Enkhuizen moest, kwamen afwisselend de emeriti Heijligers en Smit, die beiden in Alkmaar woonden, de eucharistieviering verzorgen. Alleen als er iets bijzonders in Enkhuizen werd gevierd gingen we met Pim mee, maar meestal bleven we (de kinderen en ik, op de thuisbasis). De zondagochtenden met de emeriti, na de kerk, waren best gezellig. Het was in die tijd nog geen gewoonte, dat de hele parochie bleef koffie drinken, alleen op bijzondere zondagen (b.v. vormsel, of een jubileum) gebeurde dat in de benedenzalen. De emeriti kwamen dus voor koffie in de pastorie, en meestal ook de misdienaar. Pastoor Smit kwam vaak met verhalen uit zijn parochies. Hij was de bouwpastoor vanhet bijzondere O.Kath. kerkje in Leiden, met de muurschilderingen van Chris Lebean. Eens vertelde hij over de brand in de Hilversumse O. Kath. kerk, waarna hij letterlijk sprakeloos was voor een paar dagen. – Pastoor Heijligers kan heel geëmotioneerd zijn over zijn overplaatsing van Amsterdam naar Aalsmeer. Hij vond het daar zo verschrikkelijk, dat hij de ramen van de pastorie afdekte met krantenpapier. Nog zie ik zijn tranen als hij ’t daarover had. In zijn tijd moest de pastoor gehoorzaam zijn aan de bisschop en was er geen ruimte voor inspraak, zoals nu.

Op verzoek van de aartsbisschop ging Pim een maal per maand naar Groningen. In de stad en daarbuiten was een groep geïnteresseerde Oudkatholieken. Dat betekende: vrijdags vertrekken, ’s avonds Bijbelstudie, logeren bij “parochie”-lid of een ver familielid. ’s Zaterdags lering en huis- en ziekenbezoek. De eucharistieviering werd gehouden in het onderkomen van R.K. zusters, die merendeels lerares waren. Zij waren fantastisch gastvrouwen. Ze deden heel liefdevol al het kosterwerk. inmiddels zijn de zusters allang met pensioen. De statie Groningen is tot parochie van de H. Martinus verheven.

Deel 4 Verenigingen

Het werk in 3 parochies was zwaar. Wat in de ene parochie normaal was, kon niet zomaar gelden voor de andere. Was Kerstmis voor Pim extra druk, de goede week was heel intens. Er werd natuurlijk met collega’s gepuzzeld, hoe de diensten over de 3 verschillende parochies te verdelen, maar toch – meestal was Pim behoorlijk aan zijn endje, na Pasen. We probeerden er dan een paar dagen tussenuit te gaan, wat niet altijd lukte door activiteiten van de kinderen. Een koster was er niet in Den Helder. De kerk werd schoongehouden door Sjaan, de goeie ouwe werkster, die al in de 70 was. Voor de hoogfeesten poetsten de dames van “Ora et Labora” het koper en het zilver, en als het nodig was gaven ze de kerk een extra beurt. Ja over “Ora et Labora” valt veel te vertellen, dat komt later misschien nog. Omdat, na de leden gepolst te hebben, het geen goed idee leek, jonge vrouwen uit de parochie te “werven” als lid van Ora et Labora werd Diewie Groet gevraagd of zij zin had een nieuwe jonge vrouwen groep op te richten. Ze was enthousiast. Zo gebeurde het, dat naast de bezielende leiding van mevrouw Groot, als voorzitster van “Ora et Labora”, er een inspirerende jonge voorzitster kwam voor een groep jongere vrouwen, die zich samen “Fiscut maris” noemden.

Elk jaar werd er een adventsavond georganiseerd, verzorgd door “Ora et Labora”. Pim was er altijd bij, de dames zorgden voor het programma, dat bestond uit gedichten voordragen, zingen, kerstvertelling, pauze met lekkers. ’t Andere jaar wer er een ander programma, b.v. meer gericht op teksten uit ’t Oude Testament.
De grote benedenzaal werd versierd en de dames nodigde kennissen uit; oude parochieleden, die huisgebonden waren, werden opgehaald, kortom het was meestal een waar feest. De echtgenoten hielpen na het festijn met opruimen. “Fisent maris” heeft in onze tijd met succes een toneelstuk opgevoerd in de Kersttijd: “De vrouwen van Bethlehem”- Bij dit alles waren we betrokken. – De Zondagschoolleiding zorgde zelf voor een kerstspel voor de kinderen, maar de cadeautjes werden door “Ora en Labora” gegeven. – Natuurlijk werd er voor de hoogfeesten extra geoefend door het koor onder leiding van organist Jan Strang. Dan was op zo’n oefen-avond een kopje koffie met iets lekkers in de pastorie welkom en gezellig.

Deel 5: Timorlaan

Vastenavond werd enkele jaren achtereen gevierd. Eén ervan was tijdens of vlak na de oliecrisis. Pim was opgeroepen als Prins Carnaval en vermomd als “mijnheer den Uil” (volgens de uil uit de Fabeltjeskrant). Hij zat op een oliedrum, die weer op een laag karretje met kleine wieltjes stond. Zo werd hij binnengereden door Jaap Schol, de broer van Agnes. Jaap was verkleed als Arabier, evenals de rest van het kerkbestuur, dat waardig achter het door Jaap getrokken karretje liep. Toen . . maakte Jaap de bocht te kort en “Boink” daar kantelde de oliedrum met Pim omver. De Arabieren vergaten hun waardigheid en omringden het geheel, roepend: “oh pastoor . . . .” grote hilariteit.

Een ander jaar vierden we met ’t onderwerp “clowns” Vastenavond. Pim was gekleed en geschminkt als Pierrot. Dus wit gezicht, rode neus, rode mond en stippelpak. Tijdens een dansje verdraaide één van de parochianen zijn knie en kon geen stap meer doen. Er zat dus niets anders op dan de “gewonde” naar ’t ziekenhuis te brengen. Samen met Diewie Groet reden ze naar het ziekenhuis. Natuurlijk moesten ze zeggen wie ze waren en Pim stelde zich voor als “pastoor Eman”, helemaal vergetend, hoe hij eruit zag. Diewie kwam niet meer bij.

Een ramp was het , als er zware regens vielen. Er was een mankement in de riolering, waardoor de wc’s bij de benedenzalen in het souterrain overstroomden. Een paar maal maakten we mee, dat de vloer van beide zalen was ondergelopen. Niet best voor de vloerbedekking: vinyltegels. ’t Ergste was de prut, die meekwam.

We hadden goede buren!! De heer en mevrouw Groot, trouw parochianen, woonden in één van de twee huizen naast de kerk, hun dochter met haar gezin in het andere (de huizen waren bezit van de kerk). Ze hielpen ons, als ’t mogelijk was, allemaal om de boel op te ruimen. Ik zie nog de heer Groot op een plank staan, die hij op de wc-pot had gelegd, om zo de vieze prut tegen te houden. Maar het rioolwater gutste er tussen door. In Enkhuizen woonde een actieve jonge parochiaan, die naast zijn werk theologie studeert. Hij wist uiteindelijk het mankement te vinden en kwam op een goede (!) dag keerkleppen aanbrengen. Nog een heel gedoe: er moest in de voortuin flink gegraven worden. Deze jonge man was .  .  de latere pastoor de Boer.

Toen de overstromingen uitbleven, durfden we het aan, de vloerbedekking te vernieuwen. Om de kosten te drukken, besloten we zelf de tegels, die geplakt zaten, eruit te halen. Toen kregen we een lumineus idee: Vastenavond naderde. Als we nu eens, als slot van de avond een wedstrijd organiseerden. Wie de meeste tegels los gepeuterd had, kreeg de prijs. Iedereen ging op de knieën en in no time was de klus geklaard. Winnaar en prijs zijn me nu onbekend, maar het plezier, dat we hadden staat me nog helder voor de geest.

Slot

Er was een kleine groep Engelse dames in Den Helder, getrouwd met een marineman. Zij ontdekten, dat we in dienst de “Church of England” hadden gewerkt. Pim werd gevraagd of hij niet een “Anglicaanse – communion service” met en voor hen kon houden. Zo gebeurde het, dat eenmaal in de maand op woensdagmiddag een eucharistieviering volgens het “Book of Common Prayer” plaats vond. Ik lette in de pastorie op hun jonge kinderen en zorgde voor een eenvoudige Engelse “tea” na afloop na afloop van de dienst. Het waren kostelijk middagen, zowel voor de “mams” als voor ons.

Verschillende jaren werd door de parochies Alkmaar, Egmond, Enkhuizen en Den Helder een jeugddag georganiseerd op Hemelvaartsdag. Die in Den Helder staat me nog helder voor ogen. Ik had het plan opgevat om voor de “menigte” daags daarvoor kippensoep te maken. Een enorme pan was het resultaat. Om hem af te laten koelen, zette ik hem in de fietsenschuur. Maar o wee, daar leende de soep zich niet voor. De volgende dag hing er een vieze lucht in de schuur, de hele kostbare inhoud was bedorven! Winkels waren toen op Hemelvaartsdag gesloten. Wat te doen? Mies Heres, zoals zo vaak aanwezig om een helpende hand te bieden, wist raad. Ze had een voorraad blikken soep en die konden we van haar krijgen! Goeie Mies! 

Wie maakten zoal gebruik van de zalen, door de jaren heen? Toonkunst, het Helders dameskoor, het Seniorenkoor. Ook was er een typecursus. Voor deze laatste zetten wij tafels en stoelen klaar, elke week en ruimden ze ook weer op. De koren rangschikten de stoelen zelf. Het was dus een komen en gaan. ‘Ora et Labora’ hield er succesvolle bazaars, die bekend stonden als “heel goed”, waar zelfs de burgemeestersvrouw een bezoek bracht en waarvoor men voor de officiële opening al dik in de rij stond. 

Interkerkelijk contact was er tussen de verschillende denomina. Maandelijks kwam de geestelijkheid bijeen. Hieruit vloeide ook voort, dat Pim meedeed aan de 4 meiherdenking in de Bethelkerk, ook deed hij een paar maal per jaar een dienst in de Blauwe Zaal van het Geminiziekenhuis. Interkerkelijk was besloten – ik denk, dat ’t tijdens ons laatste jaar was – rond Pasen naar huisgebondenen bloemen te brengen. Ik herinner me, dat onze grote zaal vol lag met bossen narcissen, die we voor de verschillende kerken moesten verdelen. Een pracht gezicht, veel werk! 

Onze kinderen werden lid van de “Ambassade”, een jeugdgroep, opgericht door de heer Wezelman. Hij wist jongelui van verschillende denominaties bij elkaar te brengen, met het doel hun geloof te verdiepen en dat in de eigen kerkgemeenschap uit te dragen. Het was niet zijn bedoeling, een eigen “gemeente” op te richten, wat, tot zijn verdriet, toch gebeurd is. In onze tijd was dat nog niet het geval. Het was een fijne enthousiaste groep, die een keer, op Pims uitnodiging, bij ons in de kerk muziek maakte en waar enkele jongelui getuigenis van hun geloof gaven 

Flori EmanPim was veel weg, overdag, maar vooral ’s avonds. Dan was hij of ergens in Den Helder, of Enkhuizen, of Groningen, of bij een of andere bijeenkomst van het bisdom elders. Hier zou een mobiele telefoon in die tijd een zegen zijn geweest! 

We hadden geen regelmatig leven. Onze ervaring, door de jaren heen, is, dat ’t leven in een pastorie vol verassingen kan zijn, wat boeiend en vermoeiend is. We deelden lief en leed, soms beide tegelijk, binnen onze muren. 

Hoe zouden we ooit hebben kunnen werken zonder Gods hulp? We hadden het geluk, dat we samen, ’s ochtends, als de jongelui naar school waren, konden Bijbellezen en in gebed alles wat ons bezwaarde of vreugde gaf, bij de Heer konden brengen. De lijst van voorbeden was lang . . . . . 

In 1977 werd ons gevraagd de zorg voor de Rotterdams parochie van de H.H. Laurentius en M. Magdalena over te nemen. Voor ons stond een ding vast: Alleen als er een goede opvolger in Den Helder zou komen, zouden we gaan. Na veel wikken en wegen was het in augustus zover, dat we verhuisden. Hannemieke, net getrouwd, bleef in Den Helder wonen. Steph-Jan, net zijn eindexamen gedaan, ging in Amsterdam studeren. Voor de parochie en voor ons gezin, werd in het levensboek een bladzij omgeslagen. Een nieuw hoofdstuk zou beginnen, voor Den Helder betekende dat met Pastoor v. d. Berg
Flori Eman – Sommer ©