Preek 20210606 Goed en Kwaad

Als je tegen een klein kind zegt: Er staan drie trommeltjes op tafel met snoepjes erin. Je mag wel de twee buitenste trommeltjes open maken en een snoepje nemen als je zin hebt, maar je mag niet aan de middelste komen!
Wat gebeurt er dan?
Precies!
God lijkt wel een moeder of een vader die helemaal die weet hoe het werkt met opvoeden.
En Adam, en Eva lijken wel kleine kinderen, die hun nieuwsgierigheid niet kunnen bedwingen.

Het eerste verhaal dat we hoorden lijkt op de weg die kinderen afleggen om volwassen te worden.
Eerste weten kinderen niet wat goed en kwaad is. En juist dingen die verboden zijn, worden extra aantrekkelijk, want mensen en zeker kinderen zijn nu eenmaal van nature nieuwsgierig.
Kleine kinderen hebben ook een aantal jaren helemaal niet in de gaten dat het spannend kan zijn in je blootje. Maar in de puberteit wordt dat natuurlijk anders.

Het lijkt in het verhaal wel alsof kennis van goed en kwaad ongeveer hetzelfde is als geslachtsrijp worden en je schamen als je bloot bent. En zo is het verhaal ook eeuwenlang gelezen.
Mensen ontdekten die enorme kracht die sexualiteit kan uitoefenen op ons gedrag en werden daar een beetje bang van.
In culturen die door mannen gedomineerd werden, werden vrouwen de belichaming van alle gevaren rond sexualiteit: zij waren de grote verleiders die op alle mogelijke manieren aan banden moesten worden gelegd.
En een van de manieren om vrouwen aan banden te leggen is het idee dat vrouwen eigenlijk niet zoveel weten, niet zoveel kunnen, niks durven, niet goed autorijden, niet logisch nadenken en andere flauwekul.

In het verhaal van vandaag is Eva degene die graag wil weten.
Zij is degene die de verboden stap durft te zetten, omdat ze graag wat meer wil weten.
Adam is in het verhaal een sukkel die lijkt op de mannen die je tegenwoordig in veel reclamefilmpjes ziet: onhandig, geen eigen wil, meer een groot kind die steeds door een slimme vrouw overvleugeld wordt.
Adam neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn verboden stap.
Hij zegt tegen God: Ja, hoor eens, die vrouw die u me gegeven hebt, die heeft me van de boom gegeven.
Hij laat nog in het midden of hij wel duidelijk wist wat Eva hem te eten gaf.
Eva neemt wel verantwoordelijkheid: Ik heb me laten verleiden door de slang en toen heb ik gegeten.
Ja, en die arme slang, die kan zijn verantwoordelijkheid nergens op afschuiven.

Wat is precies het kwaad dat de mensen gedaan hebben?
Willen weten wat goed en kwaad is?
Aan God gelijk willen zijn?
God had de mens toch geschapen in zijn beeld en naar zijn gelijkenis?
De spanning en de schaamte van naakt zijn?
Is dat kwaad?
Weten hoe voortplanting werkt en dat spannend vinden, zoals pubers dat ontdekken?
Is dat kwaad?
Eeuwenlang hebben theologen gedacht dat dit inderdaad de kern van het kwaad is.
Ik denk van niet.
Ik denk dat de kern van het kwaad een hoe je met bepaalde inzichten omgaat.

Een van die inzichten is het besef dat je sterfelijk bent. Kleine kinderen staan daar niet bij stil, maar volwassenen wel.
Maar belangrijk is ook hoe je met dat besef omgaat.
Laat me twee manieren schetsen.
Je kunt proberen te vechten tegen het gegeven dat je er op een dag niet meer bent.
Je kunt proberen voort te leven in de dingen die je presteert. Of in de herinnering van de mensen met wie je omgaat.
Zo vinden mensen kunstwerken en dingen waaraan je hebt gewerkt mooie manieren om als het ware wat eeuwiger te leven. Een soort lijfsbehoud na je dood.
Maar laten we eerlijk zijn, dat is toch uitstel van executie. Wat weten wij nu nog van de mensen die 20.000 jaar geleden leefden?
Je kunt ook proberen het leven door te geven.
Niet om zelf op een of andere manier te bijven bestaan. In een achternaam, of in het genetisch materiaal zoals de blauwe ogen of de krullen.
Nee, leven geven zoals God dat doet: Graag willen dat iemand anders bestaat.
Dat kan een eigen kind zijn, maar zeker ook iemand die helemaal geen familie is.
Iemand die je helpt in het leven.
Gewoon iemand helpen zonder daar iets voor terug te verwachten.
Leven geven.

Dat deed Jezus in het laatste verhaal dat we hoorden.
De schriftgeleerden zagen hem bezig en waren jaloers.
Iedereen wilde bij die Jezus in de buurt zijn.
Het was zo druk dat de mensen zelfs geen brood konden eten. Wat een beeld!
Jezus was natuurlijk helemaal niet bezig met succes hebben, met een blijvende herinnering achter laten, met eeuwig voortleven.
Hij was bezig leven te geven.
En dat voelde iedereen ook wel.
Ook de schriftgeleerden.
Maar ze zeiden dat hij verkeerd bezig was en met behulp van de duivel de duivel aan het uitdrijven was.

In de ogen van Jezus is dat het grootste kwaad dat een mens kan doen.
Allerlei zonden kunnen worden vergeven, zelfs godslastering.
Maar zien en zeker weten dat iemand anderen aan het helpen is, dat iemand leven aan het geven is zoals God zelf dat doet en dan zeggen dat het verkeerd is, dat is een zonde tegen God zelf, tegen de Heilige Geest.
Daarom is daar geen enkel excuus voor.

Wij mensen zijn kwetsbaar. We weten dat we sterfelijk zijn. We zijn soms bang en maken ons zorgen.
We doen soms dingen die we achteraf niet hadden moeten doen. Dan zijn we bezig met lijfsbehoud en niet met het doorgeven van leven.
We zouden soms graag anderen willen helpen, maar komen er niet altijd toe.
Dat alles is vergeeflijk.
Maar zien dat iemand anders aan het helpen is en dat uit een soort misplaatste jaloezie de grond in boren.
Dat is eeuwig zonde.
Laten we elkaar helpen om niet in dat vaarwater te komen.
Amen.