Preek 20230129 Opdracht van de Heer

We zijn aan de laatste van de drie zondagen gekomen waarin duidelijk moet worden wie er met kerst is geboren. Een bijzonder kind, maar in welk opzicht?
Bij de doop in de Jordaan hoorden we de krachtfiguur Johannes zeggen dat Jezus ver boven hem stond.
Bij de bruiloft te Kana hoorden we dat Jezus water verandert in wijn, een teken dat hij leven in de brouwerij kan brengen, en – iets serieuzer verwoord – leven kan geven.
Nu horen we twee stokoude getuigen iets over de betekenis van die kleine Jezus zeggen.

Lucas voert een oude man en een oude vrouw op als degenen die iets bijzonders in Jezus zien. Waarom niet een vrouw met een kind aan elke hand die net terugkomt van de markt?
Of een man die de tempel schoonmaakt en daarnaast een handeltje in verse dadels heeft?
De beide oudjes staan niet met twee benen in het volle leven van de bruisende maatschappij.
Simeon heeft als voornaamste activiteit dat hij vertroosting van Israel verwacht en als kenmerk dat de Heilige Geest op hem was.
Anna heeft als voornaamste activiteit het bidden en vasten en zij wordt gekenmerkt door het gegeven dat ze al jaren weduwe is na een huwelijk van zeven jaar.
Alsof Lucas wil zeggen: je hebt een zekere vrijheid nodig om de waarde en de betekenis van Christus te zien. Vrijheid van de normale zorgen die een intensief dagelijks leven nu eenmaal met zich meebrengt. Deze twee oude mensen hebben zich teruggetrokken uit het dagelijks leven om zich te richten op het leven zelf. Ze verblijven voornamelijk in de tempel.

Het eerste dat me opvalt is dat Simeon de vertroosting van Israel verwacht, al jaren lang, maar dat hij in de kleine Jezus een licht voor de heidenen ziet. Zo presenteert Lukas hem.
Het accent verschuift: De problemen waar de gemiddelde Israëliet dagelijks onder gebukt gaat staan niet meer centraal, maar de duisternis waarin de hele wereld leeft. De vertroosting van Israel zou gerealiseerd kunnen worden als het land bijvoorbeeld verlost wordt van de onderdrukking door de Romeinen. Maar Simeon verwacht de verlossing van een probleem waar alle mensen mee worstelen. Jezus is het licht der wereld.

Wat zou dat zijn, dat licht voor de heidenen, dus voor de hele wereld? Dus ook voor ons, mensen van nu?
En wat zou dan de duisternis zijn die verdreven moet worden door het licht van Christus?
We kunnen natuurlijk alleen gissen en laten we dat dan ook maar doen.
Simeon en Anna zijn oud, hebben zich teruggetrokken uit het dagelijks leven en richten zich op het leven zelf. Misschien heeft het leven in de nabijheid van de dood en tegelijk in de tempel waar de aanwezigheid van God als bron van leven voelbaar is hun ogen heeft gescherpt voor het wonder van het leven.
Die duisternis zou te maken kunnen hebben met een vertroebelde blik op het leven zelf. Het licht zou het juiste perspectief op het leven zelf kunnen zijn.
Wat is dat leven dan, dat zich uit in de ons bekende vormen van ons dagelijks leven?

Waar komt dat leven vandaan en waar blijft het als we zeggen: die en die is overleden.
Het leven is iets dat ons overkomt zonder dat we daar ook maar enige invloed op hebben. En ook op het gegeven dat er een einde aan zal komen hebben we geen enkele invloed.
Die totale afhankelijkheid voel je niet zo als je in het dagelijks leven de totale vrijheid hebt om keuzes te maken. Keuzes te moeten maken. Want jij hebt jouw leven te lijden; een ander kan dat niet voor je doen.
Het dagelijks leven met al zijn zorgen en keuzes waar we iets mee moeten kunnen ons laten vergeten wat onze verhouding is tot het leven zelf: totale afhankelijkheid.

Ons leven komt van buiten en niet uit onszelf.
En dat leven is – net als trouwens ons bewustzijn waardoor we IK BEN kunnen zeggen – nergens in onze lichamelijke structuur terug te vinden. Wat de biologen kunnen waarnemen zijn uitingen van leven en niet het leven zelf. Het leven lijkt onzichtbaar voor onze ogen. We tasten in het duister. Terwijl we heel goed weten dat we leven.

En dat duister wordt opgelicht door Jezus en wel bij zijn dood en opstanding. Dat is wat ik geloof.
Ik heb gezien dat ik op eerste paasdag hier weer ben en dan zal ik de gedachte dat Christus het onzichtbare leven zichtbaar heeft gemaakt in zijn dood aan het kruis verder uitwerken.
Voor nu beperk ik me tot de gedachte dat het leven van buiten ons komt en niet verankerd zit in lichamelijke processen. Er is dus ruimte om op zijn minst te denken over de mogelijkheid dat ons leven op een of andere manier doorgaat als de biologische processen stoppen.
Laat ik dat proberen toe te lichten aan de hand van een kaars.

Een kaars geeft niet vanzelf licht. Dat komt van buiten.
Op het moment dat het licht op de kaars komt wordt de kaars pas echt waar die voor bedoeld is: licht geven.
Het lijkt een mooie metafoor, maar de vergelijking gaat toch ergens mank.
Als je een kaars uitblaast ziet die eruit alsof het licht verdwenen is.
Een kaars is namelijk een ding en wij zijn personen.
Een vlam kan zonder kaars niet bestaan, maar het leven dat wij gekregen hebben blijft ook bestaan als ons fysieke lichaam het niet meer doet.
Althans, ik geloof dat Jezus ons inderdaad wilde laten zien dat ons leven bij onze dood niet verdwenen is, maar ergens blijft. Johannes laat Jezus zeggen dat hij naar de Vader teruggaat vanwaar hij ook in het leven op aarde gekomen is. Dat lijken moeilijke filosofische teksten, maar ik denk dat daar heel eenvoudige ideeën achter zitten: ons leven komt van buiten, komt ergens vandaan, is nergens in ons lichaam terug te vinden en het is dan in zekere zin niet logisch om over een overledene te zeggen dat deze persoon opgehouden is te bestaan. Juist omdat ons leven niet verankerd is in ons fysieke lichaam is het veel logischer om te veronderstellen dat we als persoon ergens blijven.

Zoals gezegd: meer hierover in de aanloop naar Pasen en op pasen zelf. Voor nu hebben we even genoeg aan de gedachte dat die kaarsen die we in processie meedroegen iets te maken moeten hebben met die bondige visie van de bejaarde Simeon, ondersteund door de lofprijzing van de al even bejaarde Anna, namelijk dat Jezus het licht voor de heidenen is, voor ons dus.
Een licht dat ons niet langer in het duister laat tasten over de vraag wat ons leven nu eigenlijk is.