Preek 20230122 Bruiloft te Kana

In het evangelieverhaal van vandaag wordt Jezus door de schrijver Johannes gepresenteerd als een paranormaal begaafd iemand die wijn kan maken van water.
Maar Johannes noemt dit niet een wonder, maar een teken.
Het verhaal van de bruiloft te Kana staat helemaal aan het begin van het evangelie en volgt onmiddellijk op de beschrijving hoe de eerste leerlingen bij Jezus kwamen. Ook daar wordt Jezus geschetst als een man met bijzondere gaven. Zo waren er twee vrienden, Filippus en Nathanael. Filippus was al onder de indruk van Jezus gekomen en zocht zijn vriend Nathanael op die onder een olijfboom zat. Nathanael ging met hem mee onder het motto ‘ik moet het allemaal nog maar zien’ en toen Jezus hem zag zei hij tegen Nathanael: Kijk, daar hebben we een door en door eerlijk mens. ‘Maar hoe kent u me dan?’ vroeg Nathanael. ‘Ik zag je al onder de olijfboom zitten voordat Filippus je op kwam zoeken’, antwoordt Jezus. Nathanael roept uit: ‘Leermeester, u bent de Zoon van God, de koning van Israel!’
Dan zegt Jezus: ‘Jij gelooft me omdat ik vertelde dat ik je onder de vijgenboom zag zitten. Maar je zult nog grotere dingen zien’.
Met andere woorden: Jezus ontkent niet dat hij bijzondere gaven – in dit geval van helderziendheid – heeft, maar hij vindt dat ook weer niet zo vreselijk belangrijk. Wat Jezus te vertellen heeft is iets anders dan: ‘Kijk eens wat ik allemaal kan!’

Dat Jezus een diepere, of grotere boodschap heeft dan het etaleren van zijn bijzondere vermogens is fijn voor ons. Wat zouden we aan Jezus hebben als hij alleen toen mensen kon genezen en water in wijn kon veranderen.
We zouden dan hooguit kunnen zeggen: Mooi voor de mensen die er toen bij waren en het geluk hadden dat ze op het juiste moment bij Jezus in beeld waren om geholpen te worden. Maar wat hebben wij daaraan voor onze problemen van nu?
Voor Jezus waren de bijzondere dingen die hij deed nooit een doel op zich. Het waren hooguit manieren om even de aandacht te trekken, even de mensen om hem heen uit hun patroon van denken te halen, even de ogen te openen voor een diepere waarheid.
Je zult nog grotere dingen zien, zei hij tegen Nathanael.
En Johannes zegt aan het eind van het verhaal van vanochtend: Dit heeft Jezus gedaan als eerste van zijn tekenen in Kana in Galilea. En hij vervolgt: Hij heeft zijn heerlijkheid geopenbaard en zijn discipelen geloofden hem.

Wat wil Johannes hiermee zeggen, met dat ‘Hij heeft zijn heerlijkheid geopenbaard en zijn discipelen geloofden hem’?
Met andere woorden: wat was de betekenis van dat wonder waarbij water werd veranderd in wijn? Waar was dat een teken van?
Laten we eens goed kijken naar de manier waarop Johannes dit wonder beschrijft.

Hij vertelt bedrieglijk eenvoudig, alsof er niet veel bijzonders aan de hand is.
Er is een bruiloft in een dorp niet ver van Nazareth waar Jezus is opgegroeid. De moeder van Jezus is ook uitgenodigd, horen we. En daarna horen we dat ook Jezus met zijn leerlingen werd uitgenodigd. Alsof hij via zijn moeder binnen is gekomen: ‘Och, Maria, neem die zoon van je mee, lijkt ons heel leuk om hem ook weer eens te zien en we horen mooie verhalen over hem en zijn vrienden, en weet je wat, nodig die vrienden ook maar uit, schijnt een vrolijk gezelschap te zijn’.
En daar zitten ze dan te eten en te drinken en vrolijk te zijn met het bruidspaar dat het leven en de liefde viert.

Dan maakt Johannes het verhaal spannend. De wijn raakt op en Maria zegt dat tegen haar Zoon. Is Maria zo goed bevriend met het bruidspaar, of de familie daarvan, dat ze zich een beetje verantwoordelijk voelt? Heeft ze het idee dat ze nu haar bijzondere zoon naar voren kan schuiven en als trotse moeder mee kan maken hoe hij een feest kan redden? Wil ze Jezus testen, kijken of hij zijn kunsten ook op afroep kan vertonen?
In elk geval gaat Jezus er niet echt op in. Hij blaft zijn moeder haast af: Wat wil je nou van me? Ik ben nog niet zover. Mijn uur is nog niet gekomen.
En Maria weet genoeg, lijkt Johannes aan te geven. Ze geeft de knechten opdracht om alles te doen wat haar zoon zegt. Vervolgens beschrijft Johannes heel nauwkeurig wat er gebeurt. Watervaten worden vol getankt en blijken ineens vol wijn te zitten. Er komen geen toverspreuken aan te pas, geen magische bewegingen, geen diepe meditatie; we horen alleen dat het water is veranderd in heel goede wijn. De dienstknechten zijn de enigen die weten welke rol Jezus hierin gespeeld heeft, maar kennelijk houden ze hun mond, want de ceremoniemeester heeft nog een heel gesprek over de kwaliteit van de wijn met de bruidegom en heeft kennelijk geen weet van het wonder.

Wat wil Johannes ons vertellen met dit verhaal dat Jezus ervoor kan zorgen dat de wijn niet opraakt? Waar is die wijn het symbool van?
Aan het einde van zijn evangelie, vlak voordat Jezus gevangen genomen wordt en zijn lijdensweg begint horen we Jezus zeggen: Ik ben de ware wijnstok. Het beeld dat hij in de beschrijving van Johannes hiermee oproept is: Ik kan jullie het ware vruchtbare leven geven.
Wijn heeft in het grote verhaal van Johannes dus te maken met het echte ware leven. Niet met dronkenschap om jezelf te verdoven voor wat er op je afkomt in het dagelijks leven, maar het leven zoals leven bedoeld is.
Johannes presenteert Jezus aan het begin van zijn evangelie als iemand die ervoor kan zorgen dat het feest een feest blijft, doordat er leven in de brouwerij blijft. Geen dronkemansvermaak, maar het plezier dat je op een feest met elkaar kunt hebben.
Later presenteert Johannes Jezus als iemand die laat zien dat het ware leven niet ondergesneeuwd kan worden door zware omstandigheden, zoals lijden en zelfs niet door de dood. Hopelijk kunnen we dit volgen in onze gezamenlijke weg naar pasen toe.