20181225 Kerstdag

Het begin

Johannes, de schrijver van het evangelieverhaal van vandaag neemt ons mee naar het begin. 

Het begin waarvan, vraag ik me dan meteen af.

Ik denk dat bedoeld wordt: Het begin van alles. Het begin van het heelal, de kosmos, van alles wat bestaat.

Wij moderne mensen zijn eraan gewend te zeggen dat het heelal begonnen is met een grote klap, de zogenoemde Big Bang. Op het internet valt te lezen: Oerknal of big bang is de populaire benaming van de kosmologische theorie die op basis van de algemene relativiteitstheorie veronderstelt dat 13,8 miljard jaar geleden het heelal ontstond uit een enorm heet punt, met een bijna oneindig grote dichtheid, ofwel een singulariteit. Tegelijkertijd met de oerknal zouden ruimte en tijd zijn ontstaan.

Natuurlijk staat er niet bij WAAROM het heelal ontstaan zou zijn.

Ik geloof dat Johannes juist op deze vraag een antwoord heeft willen geven.

Licht en liefde

Johannes is degene die God beschrijft als liefde. God is liefde valt er in zijn geschriften te lezen; vooral ook in de brieven van hem die bewaard zijn gebleven. Het eerste woord dat God sprak was Licht.

In het begin, toen er nog helemaal geen heelal was en ook geen tijd en ruimte, was God er wel en God bracht de geschiedenis van alles wat bestaat op gang door Licht en Liefde. Als je dat zou invullen, krijg je: In het begin was er licht en liefde en die waren bij God en die waren God. Alle dingen zijn ontstaan door licht en liefde. Daarin is ook leven en dat leven was een lamp voor de mensen.

In de wetenschap is sprake van een grote knal waaruit alles is ontstaan en daar komt dan de evolutietheorie bij die vertelt hoe er in miljoenen jaren langzaam leven ontstond, planten, dieren en ook de mens als diersoort met grote hersens. Er is dan sprake van blind toeval dat er leven ontstaat en ook dat er wezens ontstaan die begrijpen wat leven is, die het beseffen.

In de beschrijving van Johannes is het heelal ontstaan met de bedoeling dat er mensen komen die beseffen wat leven is en ervan kunnen genieten.

Dan komt de tragiek: mensen zien dat misschien wel, maar kunnen het zich toch niet eigen maken. Het licht scheen in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet gegrepen.

Christus

Vervolgens beschrijft de evangelieschrijver Johannes het optreden van de profeet Johannes als iemand die van het licht getuigt.

En dan komt Christus zelf als het licht dat alle mens verlicht.

Christus is degene die duidelijk maakt hoe wij mensen bedoeld zijn, wat de bedoeling van ons bestaan is: beseffen dat je leeft en ervan kunnen genieten en anderen ervan kunnen laten genieten.

Zoals bekend lukt dat aan de meeste mensen lang niet altijd en dan meestal maar een beetje. 

Dat komt omdat de blik van ons mensen verduisterd is door zorgen en angsten dat het maar goed komt met ons. En die gevoelens zitten weer verankerd in ons lichaam. We zijn nu eenmaal kwetsbaar en gevoelig en dat krijgen we niet weggepoetst.

Christus kon dat wel. Hij was een gewoon mens met alles erop en eraan, compleet met alle gevoelens en angst en vreugden die mensen van vlees en bloed kunnen hebben. Maar hij kon dat scheiden van een andere, een geestelijke manier van bestaan. Die geestelijke manier van leven is het besef dat je leeft en dat je in vrijheid van dat leven kunt genieten samen met anderen. Bij Christus werd dat besef  niet vertroebeld door de gevoelens van zorgen en angsten die nu eenmaal met een lichamelijk bestaan samenhangen. Dus Jezus voelde best angst, denk maar aan Witte Donderdag, toen hij in Getsemane bloed zweette van angst. Maar hij kon die angst die bij het fysieke bestaan hoort, scheiden van de overtuiging dat hij in Gods hand leeft, die bij het geestelijk bestaan hoort.

Wij

Christus is op aarde gekomen om ons de bedoeling van God met de hele schepping en dus ook met ons menselijk bestaan nog een keer te laten zien. Hij wil licht brengen in ons vaak ondoorzichtige bestaan. Johannes constateert dat lang niet elk mens heeft herkend wat Jezus wilde laten zien. 

Johannes vertelt ook dat er mensen zijn die het wel zien, of die het graag willen zien, of die het geloven te zien. Dat zijn degenen die in zijn naam geloven, wij dus, zoals we hier zitten. 

Wij zijn geen betere mensen dan de mensen om ons heen, we zijn niet minder bang of zorgelijk, maar we geloven dat we eigenlijk bestemd zijn om te leven zoals Jezus dat kon: in het vertrouwen dat de geestelijke kant van ons bestaan, ons Kind van God zijn, wezenlijk voor ons is.

We weten heus wel dat wij niet aan Jezus gelijk kunnen worden en dat hoeft ook niet. Hij is de eniggeboren zoon van God.

Maar wij zijn kinderen van God. Niet omdat we zo goed zijn, maar vanwege ons geloof en de genade van God.

Amen.