Let op: per abuis werd voor deze zondag niet de juiste lezing gekozen, maar die uit Marcus 2, de genezing van de verlamde man!
Waarom zou je offeren?
In het eerste verhaal komen we een bekend patroon tegen. Kennelijk heeft het volk gezondigd en nu is er een profeet die het volk vertelt dat God daaraan een einde maakt.
Jesaja zegt dat het volk God vergeten is, wat blijkt uit het feit dat er geen offers werden gebracht.
Kennelijk is het veel erger dat het volk God vergeet, dan dat er geen offers werden gebracht. Want er staat ook dat God hen niet heeft lastig gevallen om spijsoffers.
Een offer is niet bedoeld om de aandacht en steun van God te kopen.
Een offer is het resultaat van een houding van dankbaarheid voor wat het leven gratis geeft.
De profeet Jesaja lijkt goed te beseffen dat het moeilijk is om in die houding van dankbaarheid te komen als je het ellendig hebt. Daarom kondigt hij aan dat God zelf het volk uit de ellende zal halen, zodat ze met een schone lei kunnen beginnen en de juiste levenshouding kunnen vinden.
Het geloof van de vrienden
In het laatste verhaal zien we een mooie scene. Het verhaal staat helemaal aan het begin van het evangelie van Marcus, aan het begin van het optreden van Jezus. Hij heeft in de afgelopen tijd heel wat zieken genezen, om te laten zien dat God het goede leven voor iedereen wil. Nu is hij gesignaleerd in iemands huis en dat bleef niet onopgemerkt. Het huis zit vol mensen, zelfs voor de deur staan nieuwsgierigen. Jezus is daar niet aan het genezen, maar aan het vertellen. Ik stel me zo voor dat hij zijn hoofdboodschap verkondigde, namelijk het grote belang van het eerste en tweede gebod: God liefhebben omdat je al het goede in het leven van God krijgt, en je naaste als jezelf.
Dan wordt het dak boven het hoofd van Jezus opengebroken. Hij ziet vier paar ogen glimmend van ijver. Ze willen, ze moeten hun vriend bij Jezus brengen; ze weten zeker dat dit de weg is. Hun vriend zal zijn verlamming kwijt raken.
Ze laten hem zakken tot hij als een klein kind in de armen van Jezus ligt. Ach, jongen toch, zegt Jezus. Je zonden zijn vergeven.
Zonden en genezing
Zou er een verband zijn tussen blokkades en dingen die je dwars kunnen zitten en ziek zijn, verlamd zijn? Is de verlamming van de man iets dat “tussen de oren zit”? Misschien. We weten het niet.
We weten wel hoe de geleerden van die tijd reageerden: “Dat kan niet. Dat soort dingen mag je niet zeggen. Zonden vergeven, dat kan alleen God.”
Tegenwoordig zouden de geleerden zeggen: “Je kunt niet zomaar tegen iemand zeggen dat hij of zij zijn blokkade kwijt is. Daar is een lang proces van verwerking voor nodig. Iemand moet tot zelfinzicht komen, zich realiseren hoe hij of zij zichzelf in de weg zit en dan besluiten om dat niet meer te doen, om de blokkade los te laten. Dat kun je niet zomaar van iemand overnemen.”
De macht van God
Jezus gaat geen theologisch debat aan. Hij laat zien dat hij inderdaad niet zomaar iets zegt, maar dat God hem macht gegeven heeft. Hij laat dus zien wat er kan gebeuren als je leeft zoals hijzelf leeft, als je God liefhebt boven alles. Hij laat zien wat er kan gebeuren als er vier vrienden zijn die hun verlamde vriend liefhebben als zichzelf.
Kunnen wij dat ook?
De vraag komt natuurlijk op of wij dat nu ook nog kunnen, genezen zoals Jezus deed. Kunnen wij ook zomaar tegen een verlamde zeggen: Je zonden zijn vergeven; of: ga maar weer lopen.
Ik denk dat we dit inderdaad kunnen als we het op zouden kunnen brengen om God lief te hebben boven alles en de naaste als onszelf. En soms gebeuren er ook na gebed wonderlijke genezingen, die medisch gesproken niet goed te verklaren zijn. Daarom bidden we ook elke keer in de kerkdienst.
Maar we moeten niet denken dat we met ons gebed genezing kunnen kopen. Dat genezing afhangt van de hoeveelheid minuten dat we bidden. Dan zijn we net zo bezig als het volk Israel vroeger: ze dachten soms dat als ze maar veel offers brachten er wel weer voorspoed zou komen.
Net als het volk Israel moeten we beseffen dat alles begint bij een houding van dankbaarheid ten opzichte van wat het leven ons gratis geeft. Een besef dat we het leven gekregen hebben en niet hebben gemaakt. Een geloof dat God ons heeft gewenst, precies zoals we zijn. Dat God ons het goede leven gunt.
Wij zijn het niet
Zojuist zei ik: Wij kunnen in principe ook wat Jezus kon. Maar niet omdat wij zulke geweldige mensen zijn. Wij kunnen mooie dingen doen door de Heilige Geest in ons te laten werken en die niet in de weg te zitten. Dat is natuurlijk moeilijk genoeg.
Ten eerste is het niet gemakkelijk om een houding van dankbaarheid te hebben als je rondkijkt op de wereld. Het ligt eigenlijk meer voor de hand dat je verlamd raakt als je het nieuws bekijkt: al dat kwaad dat maar blijft gebeuren.
Of als je rondkijkt in je eigen leven: al die zorgen en al dat verdriet. Hoe kun je dan blijven hopen op iets beters, hoe kun je dan geloven dat het kan?
Dat kunnen wij mensen niet uit ons zelf; daar hebben we de Heilige Geest als inspiratie voor nodig.
Ten tweede is het niet gemakkelijk om te geloven dat we met ons gebed iets voor elkaar kunnen krijgen. We zien vaak zo weinig concreet resultaat van ons gebed. We willen vaak zo graag dat iemand geholpen wordt, dat een zieke geneest, dat iemand met verdriet echte troost vindt. En -of we het nu willen of niet- we bidden dus vaak om iets bij God voor elkaar te krijgen en niet vanuit dankbaarheid. We hebben de Heilige Geest nodig om ons in de juiste houding te krijgen.
Ten derde is het vaak niet gemakkelijk om iemand in je omgeving te zien lijden. Je kunt vaak zo weinig doen om dat lijden te verlichten. We hebben de Heilige Geest nodig om op die vrienden te gaan lijken: met vuur in de ogen omdat ze ervan overtuigd waren dat het goed zou komen voor hun vriend.
En als ons gebed niets lijkt op te leveren, kunnen we altijd nog bedenken dat we naast onze vrienden kunnen blijven staan, ook al zien we geen verbetering van hun lot. We kunnen een arm om elkaar heen slaan om ervoor te zorgen dat iemand omvalt.
Dat kunnen we in elk geval doen. En ook dan volgen we Jezus.
Amen.