‘Jullie zijn onnutte knechten, jullie hebben slechts gedaan, wat jullie verplicht waren te doen.’
Het zal je maar gezegd worden.
Je hebt alles gedaan wat je moest doen, je hebt niets laten liggen, je verwacht misschien een schouderklopje, of een compliment.
Maar je baas zegt domweg: je bent in feite niets waard, nutteloos, want je hebt alleen maar gedaan wat je werd opgedragen.
We weten inmiddels wel dat Lukas ervan houdt om zijn publiek te laten schrikken.
Wat hij wil zeggen maakt hij vaak heel extreem.
En wij lezen zijn verhalen. Wij zijn dus op dit moment zijn publiek. En als we zijn woorden serieus nemen schrikken we toch ook.
Ik in elk geval wel.
Mijn eerste gedachte toen ik het las was: Is het dan nooit genoeg? Fatsoenlijk proberen te leven, naar de kerk gaan, aandacht hebben voor het milieu en voor zwakkeren in de samenleving. Is dat dan zinloos en nutteloos?
Nee, lieve mensen, dat is zeker niet nutteloos.
Maar als we dit doen uit plichtsbesef, omdat het zo hoort, of omdat de buren het ook doen, dan is er iets mis met ons geloof.
Lukas wil ons laten nadenken over ons geloof en dat doet hij door ons even wakker te laten schrikken.
‘Vermeerder ons geloof’, zeggen de leerlingen.
Dat klinkt alsof er een winkel is waar geloof per kilo verkocht wordt.
Het klinkt alsof je in je dagelijks leven merkt dat je iets tekort komt wat je ergens kunt gaan halen.
Jezus maakt de leerlingen duidelijk dat geloof niet per kilo gaat. Je kunt niet spreken over een grote, of een kleine hoeveelheid geloof. Dat is de betekenis van de vergelijking met het mosterdzaadje.
In de tijd van Jezus was het mosterdzaadje het kleinste zaadje dat men kende en men verbaasde zich erover dat er uit zo’n klein zaadje toch een grote boom kan groeien.
Geloof is niet iets dat je in je hebt en waar je steeds een schepje bij kunt doen.
Geloof is het vermogen om iets toe te laten in je zelf.
Een zaadje groeit uit tot een boom omdat het allerlei voedingsmiddelen en water uit de bodem in zich opneemt en dat om kan vormen tot iets dat veel en veel groter is dan het zaadje zelf.
Ons geloof kan groeien als we de levenskracht van de Heilige Geest toe kunnen laten, in ons op kunnen nemen. We kunnen dan als het ware boven ons uitstijgen. Dingen doen waarvan je dacht dat je het nooit voor elkaar zou krijgen. We kunnen dan als het ware groter worden dan we vanuit onszelf zijn.
Maar nu moeten we oppassen.
Het gaat in het christelijk geloof niet in de eerste plaats om onze eigen innerlijke groei.
Het doel van het mosterdzaadje is niet om een grote boom te worden, maar om vruchten voort te brengen.
Er is niets tegen innerlijke groei, jezelf goed leren kennen, een evenwichtig mens worden. Daar zijn in elke boekhandel genoeg boeken over te vinden.
Ik vind zelf dat een goede innerlijke balans nodig is om op een goede manier anderen te kunnen helpen. Zoals je in een vliegtuig altijd hoort: doe eerst je eigen zuurstofmasker op en kijk dan pas om je heen. En zoals Jezus zegt: Heb uw naasten lief als uzelf. Je kunt niet van een naaste houden als je niet van jezelf kunt houden.
Maar we houden wel vast aan de overtuiging dat alle aandacht voor jezelf niet het eindpunt is van het verhaal van je leven. Het gaat erom een vruchtbaar mens te zijn.
En vruchtbaar zijn is meer dan simpelweg doen wat je hoort te doen, doen wat je opgedragen wordt.
Wij organiseren hier elke week een kerkdienst en iedereen doet wel wat.
In feite doen we allemaal wat ons opgedragen is, ook al zijn de opdrachten niet precies vastgelegd en is er geen duidelijke baas die zich ook bazig gedraagt.
Maar we doen dat met een bedoeling.
Natuurlijk doen we dat mede omdat we iets aan de kerkdienst hebben, we halen er inspiratie uit.
Maar we doen het ook ook voor elkaar. We vinden het belangrijk dat de wekelijkse kerkdienst er is en we voelen wel dat er meer aan de hand is dan dat we er zelf een geïnspireerd gevoel bij hebben.
Dat gevoel zou je ‘het dienen van God’ kunnen noemen. En daarom heet onze wekelijkse activiteit ook wel eens ‘godsdienst’.
We dienen God niet uit angst om in de hel te komen, maar omdat we voelen dat er een God is die van ons houdt en van wie wij ook houden.
Ook al kunnen we daar vaak niet veel meer over zeggen.
Dat gevoel, waar we vaak niet zoveel over kunnen zeggen, heeft niets te maken met een hoeveelheid spiritualiteit die groter of kleiner kan zijn.
Dat gevoel kun je niet groter maken door ergens wat geloof te gaan halen.
Dat gevoel is in feite een geschenk dat groeit doordat de Heilige Geest ons elke dag opnieuw inspiratie kan geven.
En het is de kunst om ons daarvoor open te stellen.
Het is de kunst om de voeding van de Heilige Geest in ons op te nemen zoals een mosterdzaadje voeding en water uit de bodem in zich opneemt en uitgroeit tot een boom die vrucht draagt.
Het klinkt misschien gemakkelijker dan het in werkelijkheid is.
Want als je het niet ziet zitten valt het niet mee om geïnspireerd te raken.
Als je je zorgen maakt, verdriet hebt, je eenzaam voelt kun je wel zeggen ‘ik stel me open voor de Heilige Geest’, maar soms lukt dat gewoon niet.
Dan kunnen we alleen maar bidden.
En natuurlijk de eucharistie vieren, brood en wijn in ons opnemen.
Misschien voelen we soms wel dat we inderdaad Christus in ons opnemen, zonder dat we dit met ons verstand begrijpen en zonder dat we dit aan wie dan ook uit kunnen leggen.
Inspiratie hoeft niet spectaculair te zijn.
Het kan heel gewoon gebeuren in de wekelijkse routine.
Als we met aandacht vieren.