De inwoners van Nazareth vonden het lastig om te accepteren dat Jezus een waardevolle boodschap te vertellen had.
Jezus was aan het leren in de synagoge.
En ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de mensen jaloers waren.
Ze vroegen zich hardop af waar hij zijn wijsheid vandaan had, en hoe hij mensen kon genezen door zijn handen op te leggen en boze geesten kon verdrijven.
Het was dus niet zo dat ze niet konden geloven dat hij iets waardevols te zeggen had.
En ze hadden met eigen ogen gezien welke geestelijke gaven hij verder had.
Maar ze zeiden: Dat kan toch niet waar wezen? Die man kennen we toch nog als dat ventje dat tussen de houtkrullen in zijn vaders werkplaats speelde? We kennen zijn moeder en zijn broers toch? Dat zijn toch heel gewone mensen? Wat is er dan met hem aan de hand?
Ik vertrouw het niet, hoor!!!!
Jezus trekt de conclusie dat een profeet overal geëerd wordt, behalve in zijn vaderstad, onder zijn verwanten en in zijn eigen huis. Kennelijk voelde hij toen ook geen steun van zijn eigen familie.
En dan staat er in het verhaal dat hij geen enkele krachtdaad kon doen vanwege het verzet en ongeloof van de mensen.
Die laatste opmerking is een beetje een eigen leven gaan leiden in de loop van de kerkgeschiedenis.
Het is een goede gewoonte in de kerk om te bidden voor mensen die het moeilijk hebben.
We vragen dan de hulp van de Heilige Geest om te genezen, uitzicht te bieden in een moeilijke situatie, kracht te geven om het vol te houden.
En soms gebeurt er iets in de lijn van ons gebed.
Maar vaak ook niet.
En dan willen mensen over het algemeen een verklaring hebben: Waarom helpt God tegenwoordig niet meer en vroeger, in bijbelse tijden wel?
Soms wordt de verklaring gezocht in het ongeloof van degenen die gebeden hebben of van de genen die ziek is, verdriet heeft, het moeilijk heeft.
Dat laatste is natuurlijk verkeerd, maar ik begrijp wel waarom dat gebeurt. Het is heel pijnlijk om voor iemand te bidden terwijl er vervolgens niks gebeurt. Je voelt je als gelovige in je hemd staan. Je zou zelfs kunnen gaan twijfelen aan de zin van je gebed en aan de zin van je geloof. Waarom zou ik nog naar de kerk gaan als het toch allemaal niks uitmaakt.
Dan is het gemakkelijk om iemand anders de schuld te geven; en het makkelijkste slachtoffer is degeen voor wie iedereen gebeden heeft.
Meneer, of mevrouw, wij hebben ons best gedaan, wij hebben de blaren op onze tong gebeden, dus daar kan het niet aan liggen; het ligt dus aan u: kennelijk gelooft u zelf te weinig in de hulp van Gods geest, net als de mensen in Nazareth in de tijd van Jezus. En ja, u snapt wel, als zelfs Jezus niks kon doen omdat de mensen ongelovig waren, dan kunnen wij dat nu natuurlijk ook niet. Komt u maar terug als u wel gelooft.
In het verleden zijn er heel wat nare dingen gebeurd bij dit soort pastorale misgrepen.
Gebed om genezing en geloof in genezing ligt dus wat ingewikkelder. Dat hoorden we in het tweede verhaal van vandaag. De apostel Paulus is aan het woord. Hij vertelt eerst over een wonderbaarlijke mystieke ervaring die hem naar de hoogste hemelen heeft gevoerd. Maar hij vertelt bijna om de andere zin dat hij daar niet over wil gaan lopen opscheppen.
En dan vertelt hij over een mislukte poging om van een lichamelijke kwaal te genezen.
We weten niet precies wat hij bedoelt met een doorn in het vlees. Maar het beeld van een doorn in je vlees maakt wel duidelijk dat er mee te leven valt, maar ook dat je het de hele dag voelt. Zoiets als reuma, of kiespijn.
Paulus heeft zelf de nodige mensen genezen door voor hen te bidden, dus we kunnen er wel van uitgaan dat hij geloofde in de kracht van het gebed.
Maar toch heeft hij driemaal krachtig gebeden dat die kwaal van hem zelf weggenomen mocht worden. En toch gebeurde dat niet.
En ook Paulus zocht naar een verklaring. Hij wilde de zin ervan inzien dat juist hij niet genezen werd van die kwaal. En hij schrijft dat God tegen hem gezegd heeft dat hij in zwakheid zijn doel bereikt. Paulus ziet dat zijn weg loopt via zwakheid.
Hij is niet de succesvolle prediker die iedereen die maar bij hem in de buurt komt geneest.
Hij is niet de charismatische Superman die alleen al door de vitaliteit die hij uitstraalt volle zalen trekt.
Paulus heeft in zijn leven wel gemeentes gesticht, maar de omvang van die gemeentes leek eerder op die van de parochie Den Helder dan van IJmuiden of Egmond. Huiskamergemeentes waren het.
We kunnen van Paulus iets leren.
De les is niet dat iedereen moet lijden. Dat het de bedoeling is dat het leven van iedereen half onderuit gehaald wordt door kwalen.
Maar wel dat iedereen zelf een lijn, of een zin moet zien te ontdekken in het leven.
Paulus zag als lijn dat zijn weg die van de zwakheid is en hij bracht dat in verband met zijn neiging tot opschepperij. Door die lichamelijke kwaal kwam hij veel minder in de verleiding om op te scheppen.
Maar lang niet iedereen heeft opschepperige neigingen, zoals Paulus die bij zichzelf heeft gezien.
Lang niet iedereen heeft er dus baat bij om tegen zichzelf te zeggen: Hee, pas op he, je bent Superman niet.
Onlangs hoorde ik dat de dochter van een kennis van me is overleden. 37 Jaar oud. Wat is daar de zin van? Dacht ik onmiddellijk.
Als die kennis mij zou vragen: Age, jij bent toch pastoor, wat is Gods bedoeling hier nu mee? Dan heb ik echt geen antwoord. Dat zou ik dan ook zeggen.
Het enige dat ik zou kunnen doen is bidden dat die kennis op een of andere manier een antwoord krijgt op de vraag wat hij hiermee moet in zijn eigen leven.
En dan maar hopen dat dat gebed verhoord wordt.
Wij zijn als kerk nu eenmaal geen Superman organisatie.
We bidden voor mensen die het moeilijk hebben.
Soms zien we iets van een verhoring.
Soms hebben we het moeilijk omdat we niets zien.
We zoeken naar een verklaring, maar we willen geen goedkope verklaring.
En dan blijft er vaak niet veel anders over dan samen te blijven en te blijven bidden.
Te bidden dat degene die het echt moeilijk heeft wel iets van een zin of een bedoeling ziet.
Net als Paulus.