Paulus over het leven na de dood
Wat gebeurt er nu eigenlijk als je dood gaat?
Daar lijkt de apostel Paulus een antwoord op te willen geven.
Hoe hij dat allemaal weet, wordt niet duidelijk.
Hij geeft aan dat het een mysterie is.
Misschien heeft hij wel een visioen, een bijzondere ervaring gehad, die hij nu deelt met de mensen die het willen horen.
Hij begint te vertellen dat vlees en bloed het koninkrijk van God niet kunnen beërven.
Een erfenis krijgen betekent dat je de erfgenaam bent, de nieuwe bezitter na het overlijden van de vorige bezitter.
Ik denk dat hij met die vorige bezitter Christus bedoelt.
Paulus denkt juridisch. Wij zouden misschien liever zeggen: Christus was vervuld met de Geest van God en heeft die Geest na zijn dood aan ons mensen nagelaten.
Maar wij zijn gewone mensen van vlees en bloed gebleven, dus wij kunnen die Geest niet helemaal in ons opnemen. Er zit bij ons nog teveel in de weg.
Van vlees en bloed zijn
Wat zit er dan bij ons in de weg?
Allerlei gevoelens en instinctieve reacties die horen bij ons fysieke bestaan.
Wie willen overleven en zijn bang voor de dood.
We willen eten en zijn bang voor honger.
Er zit ook een voortplantingsdrift in ons mensen die ervoor zorgt dat de soort blijft bestaan.
Dat levert allerlei zorgen en angsten en soms verkramptheden op die de liefde die van Gods Geest uitgaat en waarnaar we allemaal op zoek zijn verhindert om door ons heen te stromen.
En die liefde is natuurlijk de naastenliefde, die je soms als mens wel degelijk kunt voelen, maar waar je nooit helemaal voor kunt kiezen.
Omdat je nu eenmaal reflexen hebt die bij je fysieke bestaan horen, zoals “profiteert die ander niet teveel van me, ik heb toch ook mijn baan want ik moet toch eten, laat een ander voor wie je veel over hebt je niet op een keer gewoon vallen, word ik wel echt gelukkig bij degene voor wie ik kies”, enz.
Daarom zegt Paulus: dat lichamelijke, dat vlees en bloed zijn, dat moet veranderen.
Hij stelt zich voor dat die verandering in een grote klap gaat gebeuren. Binnenkort.
We zullen niet allemaal overlijden, maar we zullen wel allemaal veranderen.
Misschien stelt hij zich wel een soort Big Bang voor, maar dan eentje die niet het begin van de schepping is, maar het einde van de aarde.
(On)vergankelijkheid
De kern van de verandering die wij mensen zullen ondergaan is: dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen. Dus ons fysieke lichaam, dat zo kwetsbaar is en dat eens zal verdwijnen, dat moet onkwetsbaar en onsterfelijk worden.
Paulus zegt niet: Dat lichaam van ons, daar heb je uiteindelijk niets aan, want dat verdwijnt op een dag. Het vergaat tot stof. Nee, hij zegt: de doden zullen verrijzen.
Het visioen van Paulus vertelt dus over een lichamelijke opstanding, met huid en haar, maar dan zonder de kenmerken van sterfelijke lichaam dat we nu kennen: we zullen een onsterfelijk lichaam hebben.
Angst overbodig
Dat betekent meteen dat angst om lijfsbehoud niet meer nodig is. En dat was een van de kernen van de zonde: de in en in menselijke zorg om te overleven. Komt het met mij wel goed, wat moet ik doen om te overleven?
Als die angst weg is, komt er eindelijk ruimte voor de Geest van God, voor de liefde van God, voor onze bestemming als mens.
Want we zijn in het leven geroepen om geliefd te zijn en lief te hebben.
Niet om te willen overleven.
En alles wat die liefde in de weg staat is eigenlijk zonde van onze tijd, zonde van onze energie en zonde van ons leven.
De lichamelijke opstanding uit de dood, waarin Christus ons mensen is voorgegaan, ziet Paulus als het begin van het einde van die zonde.
Troost
Tot zover Paulus.
Nu komt de vraag: kunnen we troost putten uit dit soort gedachten?
Aan de ene kant natuurlijk niet.
Paulus presenteert zijn visioen als een theorie, een redenering.
Een redenering of een theoretisch verhaal kan nooit verdriet en pijn wegnemen.
Troost komt vaak uit onverwachte hoek.
Een foto, een woord, een arm op je schouder, een blik.
Of het besef dat je niet de enige bent in je verdriet.
Vaak zijn het juist niet de vele woorden, maar het begrip dat je voelt.
Aan de andere kant kunnen woorden en redeneringen wel een bron van troost zijn, maar dan moet je daar zelf iets mee willen en kunnen.
Wil je troost uit de woorden van Paulus over de opstanding uit de dood halen, dan zul je zelf af moeten dalen om bij de bron te komen waaruit Paulus kennelijk geput heeft.
Het mysterie.
En dat is uiteindelijk de opstanding van Christus zelf.
De reden dat we hier wekelijks bij elkaar komen.
Wat betekent dat voor je?
Wat zijn jouw eigen woorden om over de liefde van God te spreken?
Om te benoemen wat er eigenlijk toe doet in het leven.
Zonder woorden
Gelukkig hebben we in de kerk ook manieren om met dit soort gedachten om te gaan zonder woorden.
Namelijk in de eucharistie.
En vooral in de stilte rond het ontvangen van brood en wijn: kun je dat zien als het ontvangen van de erfenis van Christus? Als deelgenoot worden -op je eigen niveau- aan wat Christus en God op hun niveau hadden: echte en eeuwige liefde, datgene wat het leven de moeite waard maakt.
Amen