30 oktober 2016 Vrijwillig levenseinde?

De bisschop van Haarlem mgr. D. J. Schoon. Mevrouw B. J. Vroom krijgt het Heilig Vormsel.

De preek van de bisschop:

Er is eigenlijk geen mooiere kerkelijke feestdag voor een vormsel dan het hoogfeest van Allerheiligen. Want bij dit feest gaat het om de gemeenschap van de heiligen en dat zijn alle gedoopten, niet alleen die van nu, zoals wij vanmorgen bij elkaar zijn, maar ook de gedoopten die ons zijn voorgegaan en die na ons zullen komen — alle gedoopten, die samen de gemeenschap der heiligen uitmaken, Gods mooie kerk. Vandaag bevestigt Brenda de beloften die bij haar doop, inmiddels al een hele tijd geleden, voor haar zijn gemaakt en ontvangt ze het zegel van de heilige Geest. Over dat laatste hoorden we in de lezing uit Johannes’ Openbaring: de verzegelden blijven door de genade van Gods bijstand door alle stormen van de tijden heen bewaard. En zo ruim als Gods genade is, zo ruim is ook dat aantal: 144.000. Sommige christenen zien dat als een beperkt getal — want op de hele mensheid is dat natuurlijk een fractie van alle individuen. Maar het is goed bijbels om aan dat getal een symbolische betekenis te geven: 144 is twaalf keer twaalf — en als twaalf voor de volheid van de stammen van Israël staat, het volledige volk, dan begrijpt u dat het kwadraat daarvan een nog grotere eenheid aangeeft dan het hele volk al is. En dat onvoorstelbaar grote aantal dan nog een keer duizend keer. Kortom: Gods genade die mensen door de crises van het bestaan heen behoudt is onvoorstelbaar groot. En ook zo groot, oneindig groot is de gemeenschap van de heiligen, de kerk zoals we op deze feestdag vieren. Ook Brenda wordt door het vormsel opgenomen in deze gemeenschap, in deze ruimte van Gods genade.
 

Dat die ruime mensengemeenschap broodnodig is in onze samenleving, kon je de afgelopen week ervaren. De discussie in het parlement over het vrijwillige levenseinde leek zich heel netjes af te spelen. Maar achter al die nette woorden en beleefde reacties speelt zich naar mijn mening een drama af. En dat drama is, dat mensen zich op een zeker moment teveel of overbodig voelen in onze samenleving. Wanneer kun je zeggen dat een leven voltooid is? Ik zou het werkelijk Met weten. Ik beschouw mijn leven als voltooid als Gods nieuwe hemel en aarde aanbreken en ik daar hopelijk deel van mag uitmaken. En tot die tijd leef ik in de verwachting van die glorierijke dag van de opstanding, of ik nu jong en gezond ben of oud en ziek — ik hoop altijd dat uitzicht vast te houden. En daardoor kan ik niet zeggen dat mijn leven voltooid is. Dat is vanuit een gelovig standpunt. Wie zo’n uitzicht niet heeft, die moet de waarde van zijn of haar leven aan iets anders afmeten. En u voelt het al aankomen: dat is dan toch al gauw zoiets als: heeft mijn leven nut, ben ik anderen niet tot een last, kan ik er maar niet beter uitstappen? Wie geen geloof heeft, ziet niet meer dan een eigen individueel bestaan, waarin je nuttig moet zijn en goed moet functioneren. Wie dat niet kan, ja, diens leven heeft niet veel zin. Hoe anders horen we dan in het evangelie: daar spreekt Jezus allerlei mensen zalig, die er volgens de criteria van onze o zo beschaafde samenleving allang een eind aan hadden moeten maken. Want armen van geest, mensen die treuren en die zachtmoedig zijn, die redden het niet in onze harde wereld. Mensen die vervolgd worden of hongeren en dorsten naar gerechtigheid, die verontrusten ons alleen maar in ons burgerlijke bestaan. Als Jezus juist deze mensen zalig spreekt, dan wil dat toch zeggen dat zij deel hebben aan het koninkrijk der hemelen. Een stukje verderop in de Bergrede maakt Jezus die tegenstelling: de schijnheiligen in – deze wereld hebben hun loon reeds. Maar jullie, die in het verborgene bidden, vasten en aalmoezen geven hebben loon in de hemel, waar roest en mot ze niet verteren. Als wij op zoek zijn naar het koninkrijk van God, dan kunnen we geen genoegen nemen met de onvolmaaktheid van onze samenleving, waarin sommige mensen overbodigheid wordt aangepraat. En daarom is de kerk in onze samenleving meer dan broodnodig, om menselijkheid ruim te zien. Niet een menselijkheid die bestaat bij de gratie van een goed en vooral zelfstandig functioneren, onafhankelijk van anderen, maar als een menselijkheid die bestaat bij de gratie van Gods Geest en die gestalte krijgt in een gemeenschap van mensen die met elkaar hun vreugde vieren en elkaars lasten dragen.

 

Mevrouw Brenda F. Vroom

Brenda zal zo dadelijk het vormsel ontvangen en daarmee volwaardig deel gaan uitmaken niet alleen van onze oud-katholieke gemeente in Den Helder, maar van Gods kerk van alle tijden en plaatsen. Ook degenen die ons zijn voorgegaan maken daar deel van uit en ook degenen die na ons zullen komen. Brenda heeft door verschillende moeilijke perioden heen leren zien wat werkelijk van waarde is in het leven. Ze heeft geleerd vooral in het nu te leven en dan erop te vertrouwen dat het verder wel goed gaat. Ze heeft de beslissing om gevormd te willen worden dan ook goed overwogen. Ze zag de kwestbaarheid van deze gemeente, maar tegelijkertijd ook haar kracht, namelijk de verbondenheid van de kerkleden die voortvloeit uit hun gezamenlijke geloof En zoals Brenda is, dat ze er dan nu ook voor en doet ze meteen ook maar de lectorencursus om meer te weten van het geloof en de kerk.

Brenda, ik heb grote bewondering voor je doorzettingsvermogen en je nuchtere, maar tegelijk ook diepgewortelde vertrouwen. Aan het einde van de vormselplechtigheid zal ik je de vrede wensen — en ik doe dat vanuit de grond van mijn hart: die vrede die ons verstand, ons begrijpen en ons kunnen te boven gaat, maar die ons draagt door dit leven heen naar de toekomst van de Heer, zijn wereld van gerechtigheid en vrede. 

Amen

Nieuwscategorie: Niet gecategoriseerd