Zolang ik met theologie, kerk en geloof bezig ben kom ik van tijd tot tijd mensen tegen die me vertellen dat godsdienst eigenlijk een verzinsel is.
Mensen zijn bang voor de dood en kunnen die gedachte niet aan.
Dan verzinnen ze maar een ingewikkelde constructie waarbij de ziel het gestorven lichaam verlaat en eeuwig verder leeft. De moderne wetenschap heeft de ziel nooit waargenomen, dus zeggen mijn gesprekspartners dan dat ik flink moet zijn en onder ogen moet zien dat alles echt ophoudt met mijn fysieke bestaan. Ik moet stoppen met me vasthouden aan spitsvondige fabeltjes die christenen elkaar wekelijks op de mouw spelden.
Als we luisteren naar Petrus, de tweede lezing van vandaag, begrijpen we dat men ook vroeger wel dacht dat godsdienst een fabeltje, of een verzinsel was om de een of andere angst te bezweren.
Petrus weet dat en hij zegt: We hebben ons niet door spitsvondige fabeltjes laten leiden, toen we u de kracht en de komst van onze Heer Jezus Christus verkondigden, integendeel, wij zijn ooggetuigen geweest van zijn majesteit.
In het evangelieverhaal hoorden we waar hij het in zijn brief over had: de verheerlijking op de berg, de ontmoeting van Jezus met Mozes en Elia, waarbij de stem uit de hemel klonk: Deze is mijn geliefde zoon, in wie ik mijn welbehagen heb.
Petrus heeft het over een ervaring. Over iets dat hij samen met twee andere leerlingen heeft meegemaakt. Hij heeft die stem echt zelf gehoord en dat geeft hem de kracht om het verhaal van het lijden, sterven en opstaan van Jezus zo overtuigend te brengen. Petrus en de anderen verkondigen de opstanding na de dood niet als een bedenksel, een spitsvondig fabeltje.
Voor Petrus is het geloof in de opstanding niet een troostrijke gedachte om zijn angst voor de dood wat te dempen.
Angst is niet de motor die Petrus aandrijft om iets te gaan verzinnen.
Voor Petrus is dat de ervaring dat God Jezus zijn geliefde zoon noemt en dat Jezus zelf heeft gezegd dat alle mensen die in hem geloven zijn zusters en broeders zijn en dus ook kinderen van God zijn en dus ook op zullen staan uit de dood.
Vreemd genoeg kom ik de laatste tijd niet alleen mensen tegen die me vertellen dat godsdienst een verzinsel is, maar hoor ik ook allerlei mensen die ervan uitgaan dat iemand die is overleden, toch nog op een of andere manier doorleeft. Irene Wüst dacht dat Pauline Deutekom, haar boezemvriendin in het schaatsen, vast wel een feestje in de hemel had gevierd toe ze haar gouden medaille haalde. Sarina Wiegman, die met het Engelse voetbalteam kampioen werd, dacht dat haar overleden zus wel tijdens de wedstrijd op de lat had gezeten.
Dit soort uitspraken vind ik mooi en charmant.
Wiegman en Wüst verzinnen geen spitsvondige fabeltjes, maar zeggen plompverloren dat hun dierbare overledene er vast op een of andere manier wel bij is geweest.
Kennelijk hebben ze die ervaring. En kennelijk hebben ze geen enkele behoefte om die ervaring te bewijzen, of uit te leggen. En er wordt door geen enkele journalist op doorgevraagd.
Iets dergelijks doet Petrus ook. Hij zegt gewoon: Ik heb dat gezien en gehoord en ik wil jullie – zolang als ik leef – meegeven wat ik heb ervaren, totdat jullie zelf het licht zien.
Intussen is de ervaring van Petrus anders dan die van Wiegman en Wüst. Petrus heeft niet de overtuiging dat één enkele dierbare overledene er op een of andere manier nog is. Petrus heeft de overtuiging dat alle mensen zullen opstaan, omdat Christus is opgestaan.
Petrus had de ervaring dat hij in aanraking was gekomen met de bron van het leven zelf. Niet alleen de bron die over Jezus zei dat die zijn geliefde zoon was, maar ook de bron waaraan hij, Petrus zelf, zijn bestaan te danken had. Petrus was in aanraking gekomen met het leven zelf, waaraan alles en iedereen zijn bestaan te danken heeft.
Veel mensen leven nu met een dubbel gevoel. Je kunt goed zien dat het echt mis kan gaan met ons klimaat op aarde. Het warme en droge weer is hier in Nederland wel fijn, maar we weten dat in zuidelijke landen – en dat begint al in Frankrijk – er serieuze problemen zijn. In ons land wordt gewaarschuwd dat er over 50 jaar misschien geen water meer door de Rijn stroomt; misschien is er dan ook geen stukje gifvrije grond meer over waar je veilig aardappels in kunt laten groeien.
Tegelijk werd er afgelopen maanden meer gevlogen dan ooit, er zijn protesten van boeren die niet als enigen willen opdraaien voor de stikstofcrisis. Gemeenten doen hun uiterste best om de strenge regels te omzeilen om toch de nodige woningen te kunnen bouwen.
Het dubbele zit hem hierin: aan de ene kant zijn veel mensen bezig met het dagelijks leven zo aangenaam mogelijk te maken en dat is heel menselijk; maar tegelijk voelen veel mensen in de verte dat Het Leven zelf op het spel staat. Schonere lucht, water in de Rijn, grond zonder gif waarin je aardappels in kunt zetten worden nu vaak gezien als zaken die het leven aangenamer maken. Maar dat is natuurlijk niet zo. Zonder schone lucht, zonder water en zonder goede grond is er simpel weg geen leven mogelijk.
Dan gaan we met zijn alleen beseffen dat het leven dat altijd zo vanzelfsprekend leek, helemaal niet vanzelfsprekend is. We gaan beseffen dat we het leven wel aangenamer kunnen maken, maar dat we het leven zelf niet kunnen maken. Het is te groot. Het leven maakt ons.
Ik ben het – mede door mijn studie – steeds meer als de taak van de kerk, en van mij als pastoor gaan zien om binnen en buiten de kerk aandacht te vragen voor het Leven zelf. Het Leven dat zo groot is, dat we dat ook God kunnen noemen. Het Leven dat we allemaal gratis gekregen hebben van die liefdevolle God. Het Leven waar we dus zuinig op moeten zijn.
Binnen de kerk hoort daar dan de boodschap bij dat de God die ons het leven heeft gegeven het ook vasthoudt nadat ons fysieke bestaan is afgelopen.
Op een of andere manier leven we door. Niet alleen in de herinnering van degenen die achterblijven, maar ook zelf als persoon.
We kunnen ons dat niet voorstellen en het is moeilijk om dat te geloven.
Vandaag kunnen we ons laten helpen in dat geloof door Petrus, die zegt: Ik heb de bron van het leven zelf horen spreken en dus geloof ik dat Christus door die Bron is opgewekt na zijn dood. Maar ik geloof ook wat diezelfde Christus steeds heeft verkondigd toen hij in ons midden rondliep en predikte: ook wij, die in Christus geloven zullen opstaan na onze dood.
We kunnen ons ook laten helpen in dit geloof door het samen vieren van de eucharistie; daarvoor komen we elke week bij elkaar.