Het verhaal van vandaag kennen we misschien vooral door het lied dat we ook zongen aan het begin van deze mis: Mijn ziel, maakt groot de Heer.
De grote lijn van dit lied is: Niets is onmogelijk; als je denkt dat je kansloos bent, dan komt er hulp van God.
Vorig weekend liep de estafette ploeg van Nederland naar het zilver. Een van de lopers had een zwaar auto ongeluk gehad waarbij het de vraag was of hij ooit weer op topniveau kon presteren. Hij had heel hard getraind om toch weer aan de top van zijn kunnen te komen en zei in een interview: Niets is onmogelijk, dat zie je maar aan ons. En het begint hier. Daarbij wees hij naar zijn hoofd en naar zijn hart.
In onze tijd hebben mensen vaak het idee dat je mentaal in orde moet zijn om goed te presteren, of om gelukkig te zijn.
En meestal denken mensen daarbij: Dat moet je gewoon zelf in orde zien te krijgen. Als je een gebroken been hebt door een ongeluk dan kun je daar niks aan doen. Als dat niet goed te genezen is, heb je gewoon pech.
Maar je moet en je kunt er in elk geval wel zelf voor zorgen dat je goed in je vel zit, dat je in jezelf blijft geloven, dat je er honderd procent voor blijft gaan.
Ik vraag me vaak af: Waar komt die kracht vandaan om jezelf bij de hand te nemen, om in jezelf te blijven geloven, om de dag opgewekt te beginnen?
Die komt van God.
Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Je kunt niet zomaar een pakketje kracht en inspiratie bij God ophalen zoals je een halfje bruin bij de bakker haalt.
God is geen Sinterklaas. God lijkt meer op het leven dat aan elk mens kracht en energie geeft.
Elke dag opnieuw.
En daarom heeft die atleet aan de ene kant wel gelijk als hij zegt: Het begint hier, in je hoofd en in je hart.
Het gaat erom dat je je kunt openstellen voor de kracht van het leven die er gewoon is.
Voor jou, voor de buren en zelfs voor booswichten. Zoals de zon schijnt op alle mensen.
Maar aan de andere kant, als die atleet bedoelt dat hij zelf die kracht in zijn hoofd en in zijn hart moet produceren dan ziet hij de zaken toch anders dan Maria.
Maria kreeg van een engel te horen dat zij zwanger zou worden van de heilige geest en dat haar kind heilig genoemd zou worden. Dat hij de redder van de mensen zou worden.
Ze zegt tegen de engel: Goed, laat het maar gebeuren.
Ze stelt zich open voor wat er gaat gebeuren en ze heeft helemaal niet het idee dat ze zelf kracht en energie moet produceren in haar hoofd of in haar hart om iets groots te gaan presteren.
Toch moest ze er nog wel even aan wennen.
Het besef moest wel even indalen, zoals sporters na een onverwachte overwinning een dagje moeten wennen aan de gedachte dat ze toch echt een medaille hebben gehaald.
Maria ging naar haar tante Elisabeth en van haar krijgt ze ook te horen dat ze gezegend is onder de vrouwen.
En dan barst ze los, alsof het nu pas echt tot haar doordringt: Mijn ziel maakt groot de Heer.
Ze realiseert zich dat God altijd al dingen die onmogelijk leken mogelijk heeft gemaakt.
En vooral dat God juist mensen die van zichzelf denken dat ze kansloos zijn aandacht geeft.
En dat was zijzelf: een meisje uit een doodgewone familie.
Wat kunnen we van Maria leren?
Maria zegt Ja als ze te horen krijgt dat er iets groots met haar zal gebeuren.
Ze is er helemaal niet klaar voor en het moet allemaal nog tot haar doordringen. Maar ze zegt wel JA.
Je kunt in het leven op verschillende manieren reageren als je te horen krijgt dat je bij iets moois betrokken bent.
Je kunt zeggen: Ja, dat is wel mooi, maar ik weet het niet, hoor, ik kan het allemaal niet goed overzien. Ik doe even niet open.
Je kunt ook zeggen: Ik wil dat wel. Ik ga proberen de deur open te zetten. Ik zet mijn aarzeling opzij en ga er met vertrouwen op in.
Maria gaat naar Elisabeth toe. Dat had de engel haar ook geadviseerd.
Door wat Elisabeth zegt kan Maria het allemaal wat beter een plek geven.
Soms helpt het inderdaad om naar iemand anders te luisteren.
Ook al weet je nog zo goed dat je zelf je beslissing moet nemen.
Ook dat kunnen we van Maria leren.
Die ander zal vaak niks nieuws zeggen. Misschien krijg je dingen te horen waarbij je denkt: Nou die snapt er ook helemaal niets van.
Maar meestal kun je merken dat je door een ontmoeting wat beter tot je door kunt laten dringen wat er met je aan de hand is. En vaak helpt een ontmoeting met een ander je om de deur naar het leven open te zetten.
Maria barst uit in een lofzang die we nog steeds zingen.
Het is goed om tegen jezelf en dan ook tegen anderen te vertellen hoe je de dingen een plek aan het geven bent.
En het is helemaal goed als je het op kunt brengen te vertellen hoe je voelt dat je kracht vanuit het leven zelf krijgt. Van God dus.
En laten we hierbij toch ook bedenken dat we in de bijbel alleen de mooie en levenskrachtige gevoelens van Maria lezen. Precies zoals we de atleet hebben horen vertellen dat alles mogelijk is.
OP de momenten dat hij in het ziekenhuis lag en totaal wanhoopte dat hij ooit weer fatsoenlijk kon lopen was er geen camera in de buurt.
Al die momenten dat Maria naar haar zoon gekeken heeft en gedacht heeft: Wat moet dat worden met die merkwaardige jongen; die gedachten worden door Lukas niet of nauwelijks beschreven.
Het komt uiteindelijk bij Maria en ook bij ons aan op geloof.
Dat de momenten waarop we het mooie en sterke voelen uiteindelijk belangrijker zijn dan de momenten waarop we wanhopen aan een goede afloop.
En ook dat kunnen we van Maria leren: geloof dat het uiteindelijk goed komt.
Met de wereld, met de mensen om ons heen, ook de mensen die we aan de dood hebben moeten afstaan, en met onszelf. Want niets is onmogelijk.