Johannes staat bij de Jordaan mensen te dopen en ziet dan de godsdienstige leiders aankomen. De Farizeeën en Sadduceeën willen zich laten dopen.
Maar ze worden meteen uitgescholden. Johannes vraagt niet eens wat ze willen, maar veronderstelt meteen maar dat ze gekomen zijn om aan het oordeel van God te ontsnappen. Een doop is het teken dat je je bekeerd hebt en dan ben je veilig als de wereld ten onder gaat en alleen de bekeerden gered worden. Dat is de gedachte waarvan Johannes hen beschuldigt.
Johannes wil misschien voorkomen dat mensen zich laten dopen zonder zich te bekeren en roept de Farizeeën en Sadduceeën op om vrucht voort te brengen, iets goeds te doen, bijvoorbeeld naastenliefde te tonen. Want dan hoor je er pas echt bij, lijkt hij te zeggen.
Vorige week hebben we gezien dat liefde, naastenliefde, het middel is tegen de angst voor de vernietiging van alle leven op aarde. Heel eenvoudig: aandacht voor de mensen om je heen en aandacht voor jezelf; genieten van de eenvoudige dingen en anderen daarin mee proberen te nemen.
Dat klinkt zacht en warm: iedereen hoort erbij, iedereen is welkom.
Dat hoorden we ook in het eerste verhaal van vandaag, het visioen van Jesaja.
Er komt iemand aan die wijs is, een sterke persoonlijkheid, iemand die recht spreekt en onderdrukkers straft.
Het visioen gaat niet alleen over de wereld van de mensen, maar ook de dieren zijn veranderd. Alles wat leeft gaat goed met elkaar om, roofdieren zijn vegetariër geworden.
‘Niemand doet nog kwaad, want de kennis van de Heer vervult het hele land zoals het water heel de bodem van de zee bedekt.’
We begrijpen wel dat dit een visioen is, een beeld van hoe het samenleven zou kunnen zijn. Niet een toekomstvoorspelling waarin de dieren een andere spijsvertering hebben gekregen.
Het is een visioen dat een tegenwicht moet zijn tegen de mensen die zeggen dat het nu eenmaal in onze natuur zit om dingen kapot te maken, om elkaar naar het leven te staan, om jaloers te zijn en anderen te haten.
Jesaja zegt dat wij mensen tegen deze schets van onze natuur in kunnen gaan en kunnen leven in naastenliefde, waarbij we weten dat er genoeg is voor iedereen, dat niemand bang hoeft te zijn tekort te komen en dat we vrede kunnen hebben met elkaar.
Hierover preekt Johannes. Maar zijn woorden klinken hard en kil. Je moet haast een soort examen doen om erbij te kunnen horen. En als je bij de verkeerde groep hoort, krijg je van Johannes niet eens de kans om te vertellen dat je het echt meent. Hij gaat er gewoon van uit dat je gemakzuchtig bent en je wilt laten dopen om gered te worden, zonder dat je van binnen veranderd bent.
Johannes zag wel het visioen dat Jesaja schetste, maar hij verwachtte eerste een grote schoonmaak. Eerst zouden alle mensen die onrechtvaardig zijn en boosaardige dingen doen moeten verdwijnen. Dat is het oordeel in de ogen van Johannes.
En daarom roept hij de mensen op om niet dat oordeel af te wachten, maar zich te ontdoen van hun verkeerde gevoelens en boze daden. De doop is dan een teken dat je echt met een schone bladzijde wilt beginnen. Alles wat je verkeerd hebt gedaan is uitgewist.
Johannes maakt de mensen bang. Bang voor het oordeel. Mensen moeten bewijzen dat ze zich bekeerd hebben, mensen moeten van hem laten zien dat ze het goede nastreven.
Maar je kunt angst voor het oordeel niet bestrijden met de angst dat je niet goed genoeg bent.
Je kunt angst voor het oordeel of de dood alleen bestrijden door liefde, naastenliefde.
Natuurlijk moet er recht worden gesproken.
Je kunt niet vriendelijk en behulpzaam zijn in een land waar egoïsten en uitbuiters systematisch hun gelijk krijgen. Onrecht dat niet gestraft wordt is als onkruid in een tuin dat niet wordt weggehaald: het verstikt de bloemen die willen bloeien.
Maar je kunt naastenliefde ook niet afdwingen.
In het visioen van Jesaja hoorden we dat die mooie vredige situatie was ontstaan omdat de kennis van de Heer het hele land vervult zoals water de bodem van de zee opvult.
Kennis van de Heer, is het besef dat God ons dat kostbare leven gegeven heeft; niet alleen aan ons, maar aan iedereen die leeft. Als dat besef ons hart vervult, zoals water de bodem van de zee opvult, zullen we vooral uit naastenliefde handelen. En dan krijgen we een totaal andere samenleving, waarin het steeds gemakkelijker wordt om vriendelijke te zijn tegen elkaar.
Zodat als het ware op het eind zelfs de dieren meedoen in deze vrede.
Johannes legt grote nadruk op het oordeel en maakt mensen bang in de hoop dat ze zich uit angst bekeren en dan het goede gaan doen.
Ik geloof daar niet in, ook al zal zijn bedoeling goed geweest zijn.
Ik geloof dat we een visioen van vrede nodig hebben om vrede te maken hier op aarde. Ik wil mijn best doen om samen iets moois te bereiken; ik wil niet mijn best doen om in mijn eentje gered te worden.
Zoals gezegd, er is wel degelijk gerechtigheid nodig, anders kan ik nooit geloven dat mijn pogingen om het goede te doen ergens op slaan en effect hebben.
Maar het laatste oordeel over het onrecht op de wereld is niet het laatste woord.
Het laatste oordeel is meer het weghalen van onkruid om de mooie bloemen ruimte te geven.
Dat onkruid zien we in de samenleving, maar ook in onszelf.
Iedereen die in haar of zijn hart kijkt kan wel wat onkruid zien dat daar staat en dat eigenlijk nergens toe dient. Gedachten waarmee je jezelf in de weg zit. Jaloezie bijvoorbeeld. Onverschilligheid. Of simpelweg ‘niet goed in je vel zitten’, een vaag gevoel van onvrede, of ontevredenheid.
In onze aan loop naar de geboorte van het kind van de vrede moeten we zoveel mogelijk van dat onkruid in onszelf zien weg te snoeien, zodat er ruimte is voor de komst van de vrede.