Het verhaal van vandaag is bijna geschreven als een filmscenario.
We zien eerst Maria Magdalena in het donker bij het graf komen.
De steen is weggerold. Misschien werpt ze nog een snelle blik in het graf.
Dan rent ze weg. Terug.
Terug naar de vrienden van Jezus die elkaar hadden opgezocht na zijn dood aan het kruis.
Maria komt dus terug en ziet Petrus en Johannes.
Johannes is de leerling van wie Jezus op een bijzondere manier hield en die samen met de moeder van Jezus onder het kruis stond, terwijl de andere leerlingen weggevlucht waren.
Maria Magdalena zegt dat ze Jezus hebben weggehaald uit het graf en dat ze niet weet waar hij nu neergelegd is.
Kennelijk heeft ze gezien dat niet alleen de steen weg gerold was, maar ook dat het graf leeg was.
Petrus en Johannes gaan onmiddellijk naar het graf en Johannes kan sneller lopen.
Hij is als eerste op de plek en kijkt de grot in. Hij ziet de linnen lijkwade liggen, maar gaat niet naar binnen.
Petrus komt erbij en gaat meteen het graf in.
Hij kijkt rond en ziet de lijkwade liggen.
Maar dan blijft zijn blik hangen bij een kleinere doek, waarmee het gezicht van Jezus bedekt was geweest.
Die ligt niet zomaar in een hoek, maar keurig opgerold aan de kant.
Iemand had de tijd en de aandacht genomen om die doek netjes op te bergen.
Zoals je je kussen recht legt als je je bed opgemaakt hebt.
Misschien zegt Petrus hier iets over: Moet je nou kijken! Het lijkt er helemaal niet op dat ze hem in grote haast hebben geroofd. Het is netjes en zorgvuldig gegaan!
Dan gaat Johannes ook de grot in en ziet wat Petrus heeft gezien.
Hij gelooft.
Johannes ziet de doeken en er valt een kwartje. Hij ziet de zorg waarmee de gezichtsdoek is opgerold, de andere doeken, geen spoor van roof of wat dan ook.
Dan staat er in de beschrijving van diezelfde Johannes: Want ze hadden uit de schrift nog niet begrepen dat hij uit de dood moest opstaan.
Met andere woorden: Achteraf gesproken hadden ze het wel kunnen weten, want het werd aangekondigd in de bijbel.
Maar om die oude en vaak bekende bijbelteksten goed te lezen, moet er eerst een kwartje vallen. En bij Johannes viel het kwartje door het zien van de doeken.
Petrus en Johannes gingen naar huis terug.
En dan zien we plotseling Maria Magdalena die staat te huilen bij het graf.
We hebben niet meegekregen dat Petrus en Johannes haar hebben verteld wat ze hadden gezien, maar we kunnen aannemen dat Maria nadat ze Petrus en Johannes had zien wegrennen ook weer op weg was gegaan naar het graf. Of ze onderweg de mannen tegen is gekomen vertelt het verhaal niet.
Maar ze gaat in elk geval niet naar binnen om de opgerolde doek met eigen ogen te zien.
Ze kijkt in het graf en ziet twee engelen in witten kleren, die aan haar vragen waarom ze huilt.
Maria huilt omdat ze het lichaam van Jezus wil verzorgen en ze kan het niet vinden. Het is weggehaald.
Natuurlijk is haar grote verdriet dat Jezus is vermoord. Maar het lijkt wel alsof met het verdwenen lichaam haar laatste troost ook was weggenomen. Ze hield van Jezus en kan nu helemaal niets meer doen.
Dan kijkt ze om en ziet een man staan. Het is Jezus, maar ze herkent hem niet.
Misschien heeft ze zoveel gehuild dat ze niet helder meer kan zien.
Hij vraagt: Waarom huil je?
Is dat niet een vreemde vraag op een kerkhof?
Als je iemand op een kerkhof ziet huilen dan snap je toch wel dat diegene een dierbare verloren heeft en dus verdrietig is?
Misschien huilde Maria heel hartverscheurend en uitzinnig en was de vraag meer bedoeld als: Wat een verdriet heb je!
Hoe dan ook, Maria herkent Jezus ook niet aan zijn stem en denkt dat het de tuinman was. Ze heeft zich alweer omgedraaid en kijkt zoekend rond in het donker. Misschien zoals je tegen beter weten in rondkijkt in de fietsenstalling als je merkt dat je fiets gestolen is. Je weet zeker dat je hem hier hebt gezet, met een ketting aan het paaltje vast en nu is ie weg. Toch blijf je kijken, tegen beter weten in.
Dan hoort Maria haar naam. Jezus zegt: Maria.
Ze draait zich met een ruk om en roept: Rabboeni, meester!
Ze roept dus niet: Mijn lief, wat heb ik je gemist!
Ze houdt van Jezus omdat ze van hem leert wat ertoe doet in het leven.
Kennelijk loopt ze naar hem toe, want Jezus zegt: Raak me niet aan! Ik ben nog niet opgestegen naar de hemel!
Kennelijk wil hij aangeven dat hij wel verschijnt, maar vooral om te laten zien dat hij leeft en niet om het dagelijks leven van voor zijn kruisiging weer op te pakken.
Het leven gaat door, en zijn leven gaat door, maar niet op de bekende manier. Niet alleen voor Jezus, maar ook voor ons. Jezus zegt tegen Maria: ga naar mijn broeders en zusters en zeg dat ik opstijg, terug ga naar mijn vader, die ook jullie vader is, naar God, die ook jullie God is.
Dat is de boodschap van de opstanding.
Het is niet de bedoeling dat we geloven dat een lichaam dat dood en begraven is, weer kan gaan lopen en leven als God dat wil.
Hoe graag zouden we dat niet wensen om onze geliefde weer in levenden lijve bij ons te hebben.
Maar Jezus verschijnt niet aan Maria en de leerlingen om nog een keertje thee te drinken, oude herinneringen op te halen en het gezellig te hebben. Als dat het verhaal was geweest, hadden we alleen jaloers kunnen zijn op de leerlingen en Maria: zij hebben hun dierbare uit de dood terug gekregen en wij niet.
Opstaan uit de dood betekent kennelijk niet terug de wereld van het dagelijks leven in. Hoe mooi dat leven ook kan zijn.
Opstaan uit de dood betekent terug naar de bron, naar de vader, naar God die het leven is en het leven geeft.
We weten dat dit er anders uitziet dan het ons bekende dagelijks leven met alle wel en wee.
We weten dat Jezus tegen Maria gezegd heeft dat de weg terug naar de bron niet alleen voor hemzelf is, maar ook voor de mensen die geloven.
Mijn vader is ook jullie vader, jullie zijn mijn broeders en zusters.
Dat is wat Maria aan de anderen gaat vertellen. Zij is de eerste evangelist.
En dat is wat we elkaar nog steeds willen vertellen.
Geloven in de opstanding is geloven dat degenen die ons dierbaar zijn niet uitgegumd zijn uit het leven, maar teruggekeerd zijn naar de bron.
Geloven in de opstanding is geloven dat ook wij ooit terugkeren naar de bron van het leven.
Misschien kunnen we ons daar niet iets duidelijks bij voorstellen.
De dood is al onvoorstelbaar en een leven na de dood al helemaal.
Maar is het leven zelf niet ook een mysterie?
En toch krijgen we dat elke dag opnieuw, bijna als een vanzelfsprekendheid.
Geloven in de opstanding begint bij geloven dat het leven een mysterie is dat we elke dag gratis krijgen zonder dat we begrijpen hoe dat gaat.