Spelshowpresentatrice Eveline (Hadewych Minis) wil een zinvoller leven. Yousef (Shahine El-Hamus) wil net zo’n gave zonnebril als zijn klasgenoten. Eveline en Yousef konden niet méér van elkaar verschillen, op hun beugels na. Toch kruisen hun paden wanneer Yousef, aangemoedigd door zijn vrienden, de gloednieuwe videocamera van Eveline pikt om te ruilen tegen een zonnebril. Bij haar aangifte verklaart Eveline onder druk dat ze met een mes is bedreigd. Wat een leugentje om bestwil lijkt, veroorzaakt een kettingreactie aan gevolgen. Het stempel ‘met mes’ poets je immers niet gauw weg.
Na Prins en Goldie is Met Mes de derde speelfilm van Sam de Jong. Met Mes is zowel een media-satire als een tragedie over de menselijke aard, in een visueel overdonderende stijl. Deze film was geselecteerd voor de IFFR Tiger Competition.
In een interview vertelt Sam de Jong dat de film vooral ook over stigmatisering gaat en niet alleen een media-satire is, maar ook een zelfkritiek: de camera heeft meer macht dan je zo zou denken. (https://filmkrant.nl/interview/sam-jong-mes/)
Waar een film voor jou over gaat heeft te maken met de context waarin je leeft. Voor mij kreeg de film vanuit verschillende contexten betekenis.
De eerste associatie die ik had met de vrolijke kleuren en absurde kleding en make-up was carnaval; en meteen daarna het joodse Chanoeka feest. In dat feest wordt het verhaal uit het bijbelboek Esther gevierd. Dat verhaal vertelt hoe er een poging werd gedaan om het Joodse volk, dat in ballingschap leefde, totaal uit te roeien. Door krachtig optreden van Esther mislukte dat en de goede afloop wordt nog steeds jaarlijks gevierd met grappen en grollen in een sfeer die doet denken aan carnaval.
Maar elke jood weet wel dat het in de geschiedenis van de joden meestal juist niet lukte om een grondige aanval op het volk af te wenden en dat er ook in de toekomst steeds weer mensen zullen opstaan die erin geloven dat het kan: het hele joodse volk grondig uitroeien. Dat besef speelt op de achtergrond mee en is nooit uit te gummen. Toen we bij de fanfare het stuk Sjalom van Philip Stark speelden, kon ik die achtergrond duidelijk horen als onhoorbare muziek achter de vrolijke wijsjes.
Maar in Met Mes wordt niet een speciaal volk uitgemoord. De film gaat zelfs niet over discriminatie of racisme. Regisseur De Jong zegt het zelf al: de macht van een camera is in staat om sluimerende stigmatisering op te kloppen tot onontkoombare helderheid: het slachtoffer wordt echt het slachtoffer en de dader wordt echt de dader.
Maar er is meer aan de hand dan stigmatisering door beeldvorming. Er wordt wel degelijks een moord gepleegd. Niet op een persoon, niet op een volk, maar op het leven zelf. Op de menselijkheid in elk mens.
Maar omdat het leven onzichtbaar is, blijft die moord noodzakelijkerwijs ook buiten beeld.
Hoe wordt de moord op het onzichtbare leven zichtbaar in Met Mes?
Eerst wordt het onzichtbare leven geschetst door duidelijk te maken dat wat je ziet niet bedoeld is als het echte, dagelijks leven. De personen in de film zou je zo niet op straat tegen kunnen komen, tenzij met carnaval natuurlijk.
Hierdoor ga je vanzelf oog krijgen voor wat er niet te zien is en dat zijn bijvoorbeeld de beweegredenen en de gevoelens van de personen. Twee jongens hebben wel wat vreemde bewegingen om met elkaar te flirten en een beetje te vrijen, maar hun gevoelens zijn echt, dat voel je als meelevende kijker.
Eveline die een beroving met mes verzint omdat ze anders geen geld van de verzekering krijgt heeft oprecht spijt van haar leugen. Zeker als een juridisch geschoolde vriend die te eten is haar uitlegt dat dit voor een kwetsbaar jochie van 14 heel veel uitmaakt in de strafmaat.
Als ze gehoor had gegeven aan dit echte gevoel, dat haar door het leven zelf is ingegeven, hadden we een heel korte en wat flauwe film gehad. Ze was dan menselijk gebleven en we hadden die menselijkheid kunnen voelen in haar worsteling om haar leugen aan Yousef en vervolgens aan de politie op te biechten.
Maar de film laat niet de worsteling zien hoe Eveline met zichzelf in het reine komt, maar het proces waarin Eveline haar menselijkheid om zeep helpt. Ze vervangt haar onzichtbare tegenstrijdige gevoelens door iets zichtbaars waaruit alle gevoel – en dus alle menselijkheid – verdwenen is: een nieuw imago.
Het probleem dat Eveline met zichzelf heeft zit namelijk dieper dan het schuldgevoel vanwege de tiener Yousef, wiens leven verpest is. Ze heeft namelijk weinig tot geen zelfrespect. Dat komt omdat ze in het dagelijks leven een spelletje op de tv presenteert waarvoor ze door collega’s achter haar rug wordt uitgelachen. Ze wil eigenlijk zo graag iets laten zien dat respect afdwingt, waardoor ze ook weer wat zelfrespect op kan bouwen.
Een onbenullige en meelevende kijker zou kunnen denken: hier is je kans! Ga naar de politie en biecht je leugen op. Stoerder kun je niet zijn. Maar dat doet Eveline niet. Ze wil een documentaire maken over de huidige maatschappij met Yousef – en haarzelf – in de hoofdrol. Zo denkt ze te kunnen laten zien dat ze het moderne leven tot in de diepste lagen kent.
Het merkwaardige is dat ze samen met Yousef zelf een groot deel van die moderne maatschappij belichaamt: Yousef wil een zonnebril om erbij te horen en zijzelf wil een documentaire maken om erbij te horen. Beiden zoeken respect van anderen in iets uiterlijks en beiden hebben respect van anderen nodig omdat ze geen zelfrespect hebben.
Een tijdlang dacht ik dat Eveline een verwende vrouw is die een kwetsbaar jochie laat opdraaien voor haar leugen. Dat doet ze ook en dat is slecht, maar er is meer aan de hand dan stigmatisering.
Ik zou zelf zegen dat de film eerder over zelf-stigmatisering gaat.
Aanvankelijk worstelde Eveline nog met haar schuldgevoel en haar gebrek aan zelfrespect.
Dat is menselijk.
De oplossing om iemand anders op te laten draaien voor je fouten is ook menselijk en van alle tijden.
De neiging om je beter en hoogstaander voor te doen dan je bent door jezelf het imago te geven van een scherpzinnige documentairemaker is ook menselijk.
Maar geloven dat je eigenlijk je nieuw geschapen imago bent is jezelf beroven van je menselijkheid. Je imago is immers imaginair, slechts een beeld; in dit geval zelfs een dun (film) beeld.
Zoals vaker bij drama het geval is maakt ook hier de handeling duidelijk wat er in wezen al aan de hand was. De personen geloven eigenlijk allemaal in het imago dat ze van zichzelf hebben gemaakt. Ze doen de dingen waarvan ze geloven dat ze die in hun situatie moeten doen. Er zit geen gevoel, verlangen of genot bij.
Ze geloven zo stevig in de imago-werkelijkheid dat ze zich ook gedragen als platte personages die doen denken aan de figuren in games. Ik zou dit zelf-stigmatisering noemen. De kern daarvan is het geloof in zichtbare en tastbare feiten en een verschrompeld contact met je eigen gevoelens.
Een restaurant kies je niet door je neus achterna te lopen, maar door op je telefoon een lijstje te zoeken met de tien beste Italianen in de buurt en er vervolgens in een Uebertje naar toe te rijden. Eenmaal daar aangekomen is er weinig gelegenheid om het eten te proeven. De eetscène in de film is huiveringwekkend en hilarisch tegelijk: de gasten eten zoals dieren eten, of alsof eten een noodzakelijk corvee is. Dat sluit goed aan bij de geloofsovertuiging van dit moment in onze cultuur, dat je dient te weten, op basis van lijstjes en algoritmen wat lekker eten is. Proeven is helemaal niet nodig. Genieten ook niet. Want er dient een selfie gemaakt te worden, waar iedereen met geheven glas en bevroren glimlach net niet in de lens kijkt. Als dat beeld van samen genieten gemaakt is, hoeft het alleen nog maar gedeeld te worden. Zelf genieten is in feite overbodig, want het is toch duidelijk te zien dat er gegeten wordt in een van de tien beste restaurants en dat iedereen glimlacht met geheven glas?
De stigmatisering door de macht van de camera, die genoemd wordt door regisseur De Jong is zeker een groot kwaad in de samenleving. Maar het grotere kwaad zit dieper en valt lastiger op te sporen en te bestrijden, want het is een geloofsovertuiging: wat je ziet is wat je krijgt.
Het bijzondere van onze huidige tijd is dat mensen wat-je-ziet zelf creëren: iedereen met een telefoon kan een eigen imago maken en doet dat ook. En dan valt het niet mee om te voorkomen dat je in je eigen imago, dus in je imaginaire wereld gaat geloven alsof dat de echte wereld is. En ben je eenmaal in dat geloof beland, dan merk je dat gevoelens die maken dat je als mens leeft en niet als imago er geen plaats hebben en wegkwijnen.
Dat laatste is goed te zien in de slotscène. Eveline heeft Yousef overgehaald om de berovings-scène te verfilmen – ‘een reconstructie’ mompelt de geluidsman. Yousef gebruikt de scène om haar te dwingen haar leugen op te biechten, maar omdat dit een afgedwongen bekentenis is, is alle gevoel verdwenen. Eveline gebruikt de scène voor een zelfbedachte theatrale climax waarin ze zelf uit alle macht in wil geloven, maar die voor Yousef nietszeggend blijkt te zijn. Dat is logisch: een beeld, een imago kan geen betekenis geven; dat kan alleen een mens.
Zo geeft deze vrolijk getoonzette film een wrang beeld van onze maatschappij. Ik merkte dat de film dagenlang terugkwam in mijmeringen en overpeinzingen. En af en toe schoot ik gewoon in de lach bij de herinnering aan een hilarische scène.
Waarvoor dank