Zes zondagen
Vandaag vieren we de zesde zondag van Pasen. De kerk heeft namelijk zeven zondagen bestemd om erbij stil te staan wat de opstanding van Christus voor ons mensen van nu zou kunnen betekenen. Elke week komt weer een andere invalshoek aan bod.
Vandaag gaat het over eeuwig leven bij God.
Jezus zegt tegen zijn leerlingen dat hij na zijn dood ergens heen gaat waar zij hem niet kunnen volgen. Als je verder leest dan het stuk dat we vandaag hoorden, blijkt dat de leerlingen hem nu nog niet naar die bijzondere plek kunnen volgen, maar later wel.
In het gedeelte van vandaag en het stuk dat er onmiddellijk op volgt gaat het om twee dingen. De leerlingen willen graag weten waar Jezus dan heengaat en waarom ze hem daar niet kunnen volgen. En Jezus zegt tegen zijn leerlingen dat ze elkaar moeten liefhebben.
Het lijkt een beetje op een spraak verwarring. Als een gesprek tussen twee personen, waarbij de een steeds maar wil weten hoe je bij het Ajax stadion moet komen en de ander alleen maar vertelt waarom hij zo van voetballen houdt.
Ik denk dat de twee dingen uit het evangelieverhaal van vandaag wel met elkaar te maken hebben. Het gaat er niet om dat je Jezus volgt naar een geheime plek, zoals jongens soms een geheime hut hebben waar niemand het bestaan van weet. Het gaat erom dat je door het volgen van Jezus in een ander leven terechtkomt. Maar daarover straks wat meer
De vrouw is de mens
Eerst over het tweede verhaal dat we hoorden. Daarin gaat het onder andere over de vrouw, die ontuchtig is geweest en nu haar rechtvaardige straf heeft gekregen.
Ik schrok daarvan toen ik dat las. Er zijn in de loop van de geschiedenis nogal wat vrouwen geweest die wegens overspel gestenigd werden, terwijl de mannen vaak min of meer vrijuit gingen. En dat gebeurt in sommige zeer vrouwonvriendelijke landen nog steeds.
Maar ik denk dat er iets anders wordt bedoeld dan een straf op overspel en vreemdgaan.
Met de vrouw– wordt volgens mij de mensheid bedoeld. Dat is een beetje vreemd voor ons. Wij zijn gewend aan de mannelijke vorm. De mens bestaat voor 90% uit water, zelfs in de verste uithoeken van zijn lichaam stroom bloed.
In de bijbel wordt het volk Israel soms voorgesteld als een vrouw, de partner van God. God is een relatie aangegaan met zijn volk, maar dat volk is ontrouw. In het laatste boek van de bijbel, het boek Openbaring is de blik nog breder: de hele mensheid wordt voorgesteld als een vrouw.
In het boek Openbaring is ook sprake van de draak. Dat is de duivel. Elke jood die deze beelden leest, zal terugdenken aan het paradijsverhaal waar de slang, de duivel de vrouw -en daarmee de hele toekomstige mensheid- verleidde om de relatie met God te negeren.
Wij mensen kunnen soms beseffen en geloven dat we door God in dit leven geroepen zijn, omdat God ons zo graag ziet leven. Maar we hebben ook de vrijheid om dat te vergeten en niet meteen laten tellen. Tegen onszelf te zeggen: Ik moet mijn leven zelf maken en zelf de boel op orde zien te krijgen. En als er dan nog ruimte over is, dan wil ik best nagaan of ik behoefte heb aan zoiets als God, maar eigenlijk is dat een overbodige luxe, zoals een extra vliegvakantie.
Jezus wil ons mensen leren dat dit wel logische gedachten zijn, maar toch niet kloppen. We worden niet bij toeval geboren en op een willekeurige manier in de wereld gezet waar we dan maar moeten zien te overleven. We zijn hier met een bedoeling. En die bedoeling vergeten is ontrouw zijn aan je bestemming als mens.
Liefde
Jezus heeft net de voeten van de leerlingen gewassen en aan Judas gezegd dat hij nu maar moet gaan om hem te verraden. Hij is erg verdrietig, staat er in het stuk gaat aan het verhaal van vandaag voorafgaat.
En dan zegt hij dat nu de grootheid van de Zoon des Mensen zichtbaar is geworden en daardoor de grootheid van God.
Hij praat over zichzelf als een mens zoals mensen bedoeld zijn, want dat betekent Zoon des Mensen: een mens zoals mensen zijn bedoeld.
Het is de bedoeling dat wij mensen elkaar liefhebben. Daarom zijn we in het leven geroepen. Dat is ook het mooiste dat een mens kan overkomen: liefhebben.
Daarom zegt Jezus ook dat de leerlingen elkaar moeten liefhebben. En dan bedoelt Jezus een soort liefde die niks terugverwacht. Iets aardigs doen zonder een bedankje te verwachten. Iemand helpen zonder iets terug te verwachten.
Jezus bedoelt niet dat je zoveel mogelijk minderwaardige werkjes op moet zoeken. En ook niet dat je jezelf zo minderwaardig vindt dat je nooit iets aardigs of positiefs van een ander verwacht.
Hij wil zeggen dat je moet luisteren naar die stem die je zegt: Kijk, daar kun je vriendelijk zijn, daar kun je iemand helpen. Als je goed luistert vertelt die stem je meestal niet dat je dan iets moet terugverwachten. Dat komt vaak later. Als je goed luistert en doet wat die stem zegt, voel je dat je gewoon graag wilde helpen, of vriendelijk wilt zijn, omdat dat voor je gevoel zo’n beetje de bedoeling van je leven is. En als je dichtbij die stem blijft, zul je ook merken dat je er toe doet. Dat je bestaan niet toevallig of willekeurig is, maar dat je leven zelf ook met liefde te maken heeft.
En dan kom je ergens, namelijk op de plek waar Jezus ook is.
Dan ben je Jezus aan het volgen.
Dat is lang niet altijd een feest, we zien het aan het leven van Jezus zelf. Maar het is wel de moeite waard.
Amen