In het evangelieverhaal van vandaag lijkt Jezus wel in een heel strenge bui te zijn.
Als je ook maar het kleinste gebod van de wet opheft, zul je het koninkrijk niet binnengaan.
En als je de gerechtigheid van de Farizeeën niet ver overtreft kun je het ook wel vergeten.
Als je boos bent op iemand of hem uitscheldt voor dwaas ben je strafbaar in het helse vuur.
En ga zo maar door.
Is het de bedoeling dat we bang gemaakt worden?
Dat we denken: het is ook nooit goed in de ogen van Jezus en God?
Er worden ons eisen opgelegd die we nooit kunnen waarmaken?
De woorden die we hoorden zegt Jezus in zijn eerste grote toespraak.
Eerst heeft hij verteld wie het koninkrijk zal binnengaan.
Dat zijn de zachtmoedigen, de armen van geest, de barmhartigen, degenen die treuren en die vervolgd worden.
We kennen deze voorbeelden als de zaligsprekingen.
Het beeld is een beetje dat juist degenen die het niet goed doen in de maatschappij, die geen leuk leven hebben, juist die mensen gaan het koninkrijk binnen.
Het verhaal van vandaag lijkt antwoord te geven op de vraag of ook gewone mensen die fatsoenlijk leven en die niet noodzakelijk een lastig en verdrietig leven hebben ook het koninkrijk binnen kunnen gaan.
Er is toch een wet, waar de mensen zich aan houden?
We kunnen toch ons best doen en onze stoel in de hemel verdienen?
Of kunnen we de hemel niet verdienen en is de hemel alleen voor mensen die het op aarde slecht hebben gehad?
Bedoelt Jezus dat die wet helemaal niet meer telt en dat het koninkrijk in de hemel een soort compensatie is voor het lijden op aarde?
Nee, zegt Jezus. Ik ben niet gekomen om de wet op te heffen. Die blijft belangrijk, tot in de kleinste details. Zo lijkt het.
En ook de ernst waarmee je de geboden uitvoert is belangrijk.
Jezus lijkt belachelijk streng te zijn.
Maar wat wil hij eigenlijk zeggen?
Waar wil hij voor waarschuwen?
Ik denk dat Jezus ons mensen wil waarschuwen voor een houding waarin we tegen onszelf zegge: Nou ja, ik ben geen heilige, maar ik ben ook geen misdadiger, ik laat hier en daar vast wel een steekje vallen, maar ik ben toch wel een fatsoenlijker mens dan vele anderen. En daarom verdien ik het wel om het koninkrijk binnen te gaan.
Als ik eerlijk ben weet ik dat ik zelf vaak zo denk.
En als ik nog eerlijker ben, weet ik dat deze manier van denken nergens op slaat.
Deze manier van denken maakt van het koninkrijk der hemelen een soort tweede leven waar het altijd lekker weer is en je niet meer hoeft te werken en alleen maar leuke dingen kan doen.
Maar het koninkrijk der hemelen heeft te maken met een verlangen naar een wereld waarin iedereen het goed heeft, waar mensen zich niet meer op elkaar afreageren, waar honger en haat niet meer bestaan.
Een wereld ook waarin je geen schuldgevoel meer hoeft te hebben omdat jij wel in een mooi verwarmd huis woont, terwijl zoveel mensen niet eens het recht hebben om ergens te wonen en te blijven. Terwijl zoveel mensen onder het puin van hun eigen huis gestorven zijn.
Een wereld waarin je ook lekker kunt koken en eten zonder vaag schuldgevoel bij al de beelden van mensen die nauwelijks te eten hebben.
Mensen die het niet goed doen in de maatschappij, mensen die ‘loser’ worden genoemd, mensen die een verdrietig, of lastig leven hebben, kunnen veel makkelijker contact maken met dit verlangen, omdat ze eigenlijk niets te verliezen hebben. Daarom, omdat ze vanzelf al zo dichtbij dit verlangen zitten, noemt Jezus hen ‘zalig’.
Mensen in een mooi en overzichtelijk dagelijks leven hebben het lastiger om bij dit echte verlangen te komen. Want als ze hun verlangen serieus nemen naar een situatie dat iedereen genoeg te eten heeft, moeten ze meteen iets gaan doen om de mensen met honger te helpen. Dan heb je dus echt iets te verliezen.
En daar komt nog iets bij.
Heel veel mensen zouden best flink willen geven aan allerlei goede doelen, als ze maar zeker zouden weten dat het echt helpt. En dat is lang niet altijd even duidelijk.
Door zo streng te zijn maakt Jezus duidelijk dat jet het nooit goed genoeg kunt doen als je je entreekaartje voor het koninkrijk wilt verdienen. Je zult altijd de angst blijven hebben dat je teveel verliest van wat je hier en nu dierbaar is. De hemel willen verdienen kan dus niet.
Aan het eind van zijn lange toespraak die we aan het begin van het evangelie naar Mattheus kunnen lezen, geeft Jezus de oplossing. Leef zorgeloos, wees niet meer bang om dingen te verliezen. Leer van de vogels in de lucht en de bloemen op het land. Ze zijn mooi en leven zonder daar hun best voor te hebben gedaan.
Dit loslaten lukt nooit helemaal goed zolang je nog met beide benen in het dagelijks leven staat.
Maar soms kunnen we voorbeelden tegenkomen van mensen die alles losgelaten hebben en zich helemaal inzetten voor anderen. Bijvoorbeeld mensen die weten dat ze spoedig overlijden.
Thijs Slegers was perschef bij PSV en ongeneeslijk ziek. Hij kreeg in 2020 leukemie die aanvankelijk met succes bestreden werd door stamceltherapie. Maar daarna bleek dat hij een afstotingsziekte had gekregen, want de stamcellen werden door de rest van het lichaam niet geaccepteerd. De doktoren kunnen niets meer voor hem doen.
Hij plaatste een oproep aan de supporters van PSV om bloeddonor en stamcel donor te worden, want hoe meer stamceldonoren, hoe meer keuze en hoe groter de kans dat er cellen getransplanteerd kunnen worden die wel geaccepteerd worden en dan leiden tot genezing.
En hij heeft succes: heel veel supporters hebben zich gemeld als donor.
Slegers heeft helemaal niets aan zijn actie, want hij is echt een het eind van zijn leven gekomen. Hij handelt puur uit verlangen om andere mensen te helpen.
Loslaten lukt soms als we aan het eind van ons leven zijn gekomen en we beseffen dat we wel moeten leren loslaten.
Hier in de kerk komen we onder andere bij elkaar om dit loslaten te oefenen en te leren leven als de bloemen op het veld en de vogels in de lucht: in het besef dat we ons leven gekregen hebben en dat we alleen daardoor al in goede handen zijn. Wat er ook gebeurt.