We hebben zojuist een verhaal gehoord over mensen die behoorlijk naïef lijken te zijn.
Er is een man die een wijgaard bezit en die hem verhuurt aan mensen die er willen werken.
De huur bestaat uit een deel van de opbrengst.
Nadat er twee keer iemand is gekomen om de huur te innen, waarbij die persoon mishandeld werd en zonder geld teruggestuurd werd, stuurt de eigenaar zijn zoon.
De eigenaar dacht bij zichzelf: die zoon zullen ze wel ontzien.
Hoe kun je zo naïef zijn.
De huurders denken: als we die zoon vermoorden wordt de wijngaard vanzelf van ons.
Hoe kun je zo naïef zijn.
Wie is wie en wat is wat?
De eigenaar is God.
De zoon is Christus.
De mensen die in de wijngaard werken zijn de mensen op aarde. Daar horen wij dus bij.
De personen die tot twee keer toe de huur kwamen innen zijn de profeten naar wie de mensen niet willen luisteren en die vaak mishandeld werden omdat ze dingen zeiden die niemand wilde horen.
Maar wie of wat is dan die wijngaard?
En wat is de opbrengst, die voor een klein deel moet worden afgestaan?
Ik denk dat de wijngaard het leven is.
Het leven gaat meestal niet vanzelf; we moeten werken om iets moois te bereiken.
Maar het is de bedoeling dat er uiteindelijk wijn op tafel komt.
Uiteindelijke is het de bedoeling dat we van het leven genieten, dat het feestelijk is.
Wijn werd vroeger in Israel aangelengd met water, precies zoals de priester dat nu nog bij de eucharistie doet. Of zoals limonade siroop wordt aan gelengd.
Je dronk het bij het eten.
Water en brood is voldoende om in leven te blijven.
Wijn erbij geeft de maaltijd een feestelijk tintje.
Wij mensen hebben ons leven gekregen zonder dat we daar om konden vragen en zonder dat we er iets aan konden doen.
Die gedachte werd vroeger uitgedrukt in regelmatige offers.
Abel offerde een lam, nadat de schapen lammeren hadden gegeven.
Kaïn offerde van de oogst, nadat er gemaaid was.
Zo’n offer kon mensen eraan herinneren dat ze hun leven en het vermogen om te werken en later van het leven te genieten gekregen hebben.
In het verhaal van vandaag wordt er iets van de opbrengst van het land verwacht als een soort huur.
De eigenaar hoeft er niet rijk van te worden en de mensen hoeven er geen boterham minder om te eten.
De huur is een herinnering aan het gegeven dat de wijngaard niet van de mensen zelf is.
En als wij het verhaal nu horen kunnen we bedenken dat we ons leven niet zelf gemaakt hebben, maar dat we ontvingen.
In onze tijd kunnen we vasten om ons hieraan te herinneren: we werken wel voor ons dagelijks brood; of als we met pensioen zijn dan hebben we ervoor gewerkt. Maar laten we niet vergeten dat we ons leven en het vermogen om te werken en later van het leven te genieten gekregen hebben.
Terug naar het verhaal.
De werkers in de wijngaard zijn niet de eigenaar, maar hebben wel de totale beschikking over de wijngaard. Ze kunnen erin werken zoals ze dat zelf willen. Er zijn geen vastgestelde uren, er zijn geen vaste lasten die afgedragen moeten worden. Er is alleen dat ene teken: als je opbrengst hebt, geef dan iets aan de eigenaar als teken dat je niet vergeten bent dat die de echte eigenaar blijft.
Wij kunnen zelf ons leven inrichten zoals we dat willen. We hebben totale vrijheid om te kiezen. We beschikken over ons leven. Degene die ons het leven heeft gegeven stelt geen eisen.
Alleen één ding: vergeet niet dat je je leven gekregen hebt; zorg ervoor dat je regelmatig een teken hebt om dat niet te vergeten.
We kunnen vasten, onze naaste helpen, naar de kerk gaan, genieten van een wandeling, bidden, zingen.
Van alles kunnen we doen om af en toe te beseffen dat we er helemaal niets aan hebben kunnen doen dat we in dit leven zijn geroepen. Dat we ons leven gekregen hebben.
Het gaat mis als mensen dit willen vergeten.
Dan slaan ze de mensen die hen eraan willen herinneren van zich af.
En dan wordt ten slotte ook Christus vermoord.
We gaan het met Goede Vrijdag weer beleven.
We gaan ons weer afvragen waarom wij mensen dat kennelijk in ons hebben, als groep, om te mishandelen, te moorden, oorlog te voeren. Waarom gebeurt dat, terwijl iedereen intussen wel weet dat er alleen maar ellende voortkomt uit geweld.
Ik denk dat angst hier een grote rol speelt.
Om het heel eenvoudig te zeggen:
Mensen houden van hun leven en willen het niet verliezen.
Daar duikt de angst al op.
Die angst om het leven te verliezen wordt afgereageerd op anderen die zich niet kunnen verweren.
Als je nu beseft dat je wel de beschikking hebt over je leven, maar dat je leven oorspronkelijk niet van jezelf was, maar gekregen, dan komt er ruimte voor een heel andere gedachte.
Degene die jou in dit leven op aarde heeft geroepen, zal je niet loslaten als je fysieke bestaan op aarde stopt.
Daarom is het zo belangrijk om te blijven beseffen dat we ons leven niet uit onszelf hebben gehaald, maar dat we het gekregen hebben.
Dat besef is de hoeksteen, het fundament, waarop we ons geloof kunnen bouwen.
En ons geloof rust op iets dat we niet vanuit de logica van ons dagelijks leven kunnen bedenken, namelijk dat we ook na onze fysieke dood vastgehouden worden.
Natuurlijk streven mensen ernaar om lang te leven, net als alle andere levende wezens. Dat zit ons in de botten. En natuurlijk is er angst voor pijn, ziekte, verdriet, eenzaamheid en alles wat met sterven te maken heeft. Maar onze angst hoeft niet grondeloos te zijn.
Maar we hoeven niet weg te zinken in een eindeloze afgrond. Ergens onder de grond ligt een fundament dat ons vastigheid kan geven. Het besef dat we in ons leven zijn geroepen en niet losgelaten worden.